Bassist Marco Bernard, drummer Kimmo Pörsti en zanger, violist en fluitist Steve Unruh vormen de harde kern van The Samurai Of Prog, een band annex project binnen ons geliefde genre. De één is een in Finland wonende Italiaan, de ander een rasechte Fin en nummer drie woont in de Verenigde Staten. Samen met een aantal toetsenisten van over de gehele wereld en een paar dito gastmuzikanten op onder andere gitaar, doen ze keurig hun ding en overtuigen je er al enige jaren van absoluut niet van Lillo te komen. De eerste twee albums van de band waarop louter covers staan blinken dan ook uit in klasse en perfectie.
Hun derde album, het hier besproken “The Imperial Hotel”, is ‘another cook’. Hierop komt men uitsluitend met origineel materiaal. De toetsenisten is gevraagd ieder een nummer te componeren dat binnen de kaders van het Samurai-geluid diende te vallen. Dat hield in dat het jaren ’70 prog moest zijn met de nodige ruimte voor viool en fluit. Het is verbazingwekkend hoeveel coherentie de plaat bevat ondanks deze werkwijze. De hoge Jon Anderson-achtige zang van Unruh is een enorm bindmiddel en ook de flow van het album met zijn lichtvoetige middengedeelte mag deze geoliede samenhang op zijn conto schrijven.
Het begint gelijk goed met After The Echoes, een Yes-achtige compositie van de Argentijn Octavio Stampalia. Dit is een nummer waar het huidige Yes stinkend jaloers op moet zijn. Terwijl de ronkende Rickenbacker basgitaar van Bernard bezig is zijn visitekaartje af te leveren, mengen de heren hun prog met experimentele riedels en jazzy harmonieën. Dat is knap want in plaats van irritant klinkt After The Echoes juist bijzonder aangenaam. Het lanceert ook perfect de melancholische, ietwat pastorale sfeer van de daarop volgende nummers.
Het zwierige Limoncello dat geschreven is door England- toetsenist Robert Webb doet je wat. Het sleept je met z’n fraaie gitaarmelodie naar het begin van de vorige eeuw en daar is het goed toeven. Met het epische titelnummer The Imperial Hotel kan je nog een klein half uur in dergelijke nostalgie zwelgen en geloof me: dat wil je. Deze track heeft trouwens een bijzondere ontstaansgeschiedenis. We hebben het hier over een nummer dat Webb veertig jaar geleden schreef voor England maar dat nooit is verschenen. Toen Webb het nummer voorstelde aan The Samurai Of Prog is men aan de slag gegaan om het op allerlei plaatsen uit te breiden. We horen heerlijke orgelpartijen, fraaie gitaarmelodieën en prachtige zanglijnen. Ook ritmisch is alles helemaal in orde. Je zal je geen moment vervelen. Sterk is het young man-stuk waar gitarist Kamran Alan Shikoh even het achterste van z’n tong mag laten zien. Enige kritiek op het nummer is wel op z’n plaats. Misschien is het wat te lichtvoetig voor sommigen.
Het donkere, Glasshammer-achtige Into The Lake sluit het album op een waardige manier af. Anglagard-toetsenist Linus Kase heeft het nummer geschreven en zingt het ook. Toch is dat niet ten nadele van de flow van het album, integendeel: zoals After The Echoes je de plaat in trekt, zo trekt Into The Lake je er weer uit.
Muzikaal is het allemaal dik in orde, maar er is nog meer. Het artwork van Ed Unitsky dat bestaat uit een veertig pagina’s tellend boekje vol tekeningen, foto’s, songteksten en allerlei andere schrijfsels is briljant en dat draagt alleen maar bij aan de klasse van het album. De conclusie laat zich dan ook raden: wat mij betreft hebben we het hier over een vijfsterrenhotel.
Dick van der Heijde