Als Roine Stolt een nieuw album aankondigt met een nieuwe band met daarin muzikanten als Marco Minneman, Tom Brislin, Casey McPherson, Daniel Gildenlow en Jonas Reingold, gaat menig proghart, waaronder het mijne, sneller kloppen.
Het is inmiddels wel duidelijk geworden dat we op korte termijn van de andere bands waar Stolt in acteerde, zoals The Flower Kings, Transatlantic, Agents of Mercy en Kaipa DaCapo geen nieuwe muziek hoeven te verwachten. Het tweede album van Anderson/Stolt is als gevolg van het grote succes van Anderson, Rabin, Wakeman voorlopig ook even naar de Zweedse ijskast verwezen.
Vandaar dat Stolt de stoute schoenen aantrok en met een mandaat van Thomas Waber van InsideOut Music in zijn vestzak op zoek ging naar muzikanten voor een nieuwe band. Namen als Reingold, Gildenlow en Brislin liggen dan wel enigszins in de lijn der verwachtingen. Marco Minneman vond ik daarentegen een verrassende naam. In een interview met Stolt las ik wel dat Minneman in een eerder stadium in beeld was geweest als live-drummer voor The Flower Kings. Casey McPherson is voorgesteld door vrienden (Neal Morse?).
Stolt haast zich te melden dat dit niet zijn nieuwe band is maar een verzameling ambitieuze muzikanten die onderling ideeën uitwisselen en die vervolgens gezamenlijk uitwerken. Met de wetenschap dat Stolt de eindmix heeft gedaan en voormalig Flower Kings manager Rob Palmen heeft gestrikt voor het management, mag wel duidelijk zijn dat hij desondanks aan veel touwtjes trekt.
Met een dergelijke bezetting zijn de verwachtingen onvermijdelijk hoog. Ook bij ondergetekende. En bij de eerste beluistering viel dat niet mee: een wirwar aan stijlen en weinig houvast. Ik troostte me met de gedachte dat de meeste albums waar Stolt zijn medewerking aan verleende meerdere luisterbeurten vereisten voordat ze hun schoonheid prijsgaven. En inderdaad, na een aantal keren beluisteren over diverse soundsets, kwamen de parels bovendrijven.
Een ware openbaring is voor mij de ritme-tandem. We kennen natuurlijk de individuele kwaliteiten van beide heren. Op dit album leggen zij voor elk nummer een solide, uitbundig groovende, zwaar rockende dan wel een zeer open basis, alsof ze al jaren samen spelen.
Daniel Gildenlow is een zeer sterke vocale troef die ons zijn volledige pallet aan expressie en kleuren voorschotelt. In de coupletten van They Know My Name bijvoorbeeld zingt hij ingetogen waardoor hij zelfs een beetje als Elvis Costello klinkt, om vervolgens in de refreinen volledig uit te pakken. Gildenlow vindt zijn emotionele en expressieve hoogtepunt in het schitterende en aangrijpende Denise, waarin een crimineel een vaarwel bezingt voor zijn geliefden voordat hij naar de elektrische stoel gaat.
Casey McPherson daarentegen heeft meer warmte en soul in zijn stem en dat geeft een mooi evenwicht met de, vaak in de overdrive-stand staande, stem van Gildenlow.
Het toetsenwerk van Brislin varieert van functioneel op de achtergrond tot heerlijke synth-solo’s die vaak klinken of dat ze op een analoge synth zijn gespeeld. Mooi zijn ook zijn pianobijdragen zoals het ingetogen spel in de intro van They Know My Name, het kenmerkende CP-70 geluid in Where Are You Going? en de uitbundige solo in het middendeel van An Eye For An Eye. Voor The Hiding Of Truth werd Jordan Rudess uitgenodigd om een gastrol op piano te vervullen. Dat doet hij werkelijk schitterend.
Ashes Of Dawn is een zware riff-georiënteerde openingstrack met veel King Crimson en The Beatles-invloeden. An Eye For An Eye heeft een snelle punk-groove en Sea Without is een speeltuintje voor Minneman en Reingold. Broken Cord is met zijn ruim veertien minuten de enige echte symfo-compositie op dit album. Fraai van opbouw, met een vocale gastrol voor Jon Anderson, draagt dit nummer duidelijk de sporen van de samenwerking tussen Stolt en Anderson. De overige tracks zijn in de basis vaak poppy, maar krijgen als gevolg van de instrumentale invulling veel proggy randjes. Daarbij vormen de kenmerkende gitaarlijnen die Stolt overal doorheen vlecht, al of niet in combinatie met toetsen, een constante factor van muzikale schoonheid.
Waarom de laatste vier tracks op een bonus-cd zijn gezet is me, artistiek gezien, een raadsel. Ze doen niet onder voor de andere tracks en hadden gemakkelijk op de eerste cd gekund. InsideOut zal er zeker geld mee verdienen (over de rug van de muziekliefhebber).
Of The Sea Within een band met bestaansrecht is zal de toekomst nog moeten leren. Als het antwoord negatief blijkt te zijn, zullen de oorzaken eerder in het logistieke vlak te vinden zijn dan het muzikale, want dat laatste zit wel snor.