Hoewel veel mensen veronderstellen dat recenseren een makkelijke bezigheid is, is dit geenszins het geval. Zonder in te gaan op de discussie die betrekking heeft op het nut van recenseren valt namelijk te stellen dat iedere recensie het product is van meerdere ethische overwegingen. Bijvoorbeeld, hoe dient de recensent over te brengen dat een product werkelijk voortreffelijk is zonder als een jubelende groupie te klinken, dat wil zeggen, hoe kan een recensent een bespreking van een schijnbaar uitmuntend product tóch kritisch en overwogen laten zijn? Omgekeerd geldt hetzelfde: geen enkele recensent die opereert binnen het progressieve genre voelt zich op zijn/haar gemak bij het afschrijven van een band die (vaak als hobby) ziel en zaligheid in een album heeft gelegd – ook al is dat product nog zo slecht, en een simpelweg afbrandende recensie dient geen enkel doel. Al deze overwegingen worden beïnvloed door bepaalde criteria, maar zelfs bij het formuleren van een dergelijk criterium kan een recensent al morele scrupules ondervinden.
Het debuutalbum van het Amerikaanse gezelschap The Source is een album waarbij ondergetekende in een dergelijk dilemma verkeert. Hoewel er best aardig gemusiceerd wordt, weet ik de muziek toch op geen enkele wijze ‘goed’ te noemen, en dat komt puur doordat de plaat klinkt alsof deze is opgenomen aan de hand van een “Dummy’s Guide to Writing Symphonic Rock” of een “Hoe Schrijf Ik Een Symfonummer In Tien Stappen”-handleiding: de muziek klinkt bijzonder gekunsteld en geconstrueerd, op een manier die het behoorlijk knullig maakt. Volgens de bijgeleverde informatie is de band een “unieke band met een diversiteit aan schrijfstijlen zoals dit amper voorkomt onder artiesten van welk genre dan ook”, en bovendien hebben ze door heel Zuid-Californië publiek ge”wowed” (sic). Hoewel ik de tweede statement niet kan toetsen, is de eerste claim een die heden ten dage met toenemende regelmaat voorkomt in promotiemateriaal van hobbybands, terwijl dergelijke bands veelal juist gekenmerkt worden door hun traditiegetrouwe kopiëring/herinterpretatie van de klassieke bands uit de jaren zeventig, en ook The Source is hier debet aan: het gezelschap staat stevig geworteld in de voedingsbodem die Yes vormt voor veel progressieve rock.
Puur al vormtechnisch gezien houdt de band zich aan de traditie die door bands als Yes begonnen is. Los van een aantal kortere nummers bestaat “All Along This Land” uit het titelnummer, dat opgebouwd is uit vijf bewegingen (die elk ook Yes-getrouwe namen hebben, zoals Over and Under the Stars and the Sun en The Fall of Babylon), en tekstueel gezien is de slechte poëzie van The Source nauw verbonden met de pseudo-religieuze/filosofische neuzelarij van Jon Anderson. Tel daarbij op dat gitarist Harrison Leonard een Howe-fixatie heeft en dat bovendien het bandlogo een soort afzichtelijke Roger Dean-benadering is en de gemiddelde lezer zal niet verbaasd opkijken wanneer ik en passant vermeld dat de rest van de muziek ook structureel Yes als spreekwoordelijke kapstok gebruikt (hoewel sporadisch de naam Echolyn zich opdient).
Zoals al eerder aangegeven lijkt de muziek van The Source wel gecomponeerd aan de hand van een symfonisch sjabloon, waarbij elke break, tempowisseling, solo, et cetera, precies optreedt op het moment waar de ervaren luisteraar van symfonische rock deze verwacht. Als zodanig is de muziek behoorlijk voor de hand liggend, en de voorspelbaarheid doet zelfs enigszins afbreuk aan de kabbelnatuur van de plaat, die maakt dat het album minimaal nog prettige muzak is. Dit is al zo vaak gehoord dat de nummers niet beklijven, omdat de luisteraar telkens het idee heeft dat hij/zij de compositie al jaren kent.
De keurige uitwerking van het symfonisch paradigma leidt ertoe dat de meeste nummers behoorlijk voorspelbaar zijn, wat in combinatie met de schatplichtigheid van het bandgeluid de vraag opwerpt of muzikanten als deze heren, die toch duidelijk hoorbaar behoorlijk goed kunnen spelen, niet de creatieve drang of inspiratie hebben om zich een eigen muzikale identiteit te vormen. Zoals het er nu voor staat, is “All Along This Land” een door voorspelbaarheid weinig overtuigende Yes-adaptatie, die echter wel aangeeft dat de mogelijkheid tot meer en anders in principe aanwezig is.
Christopher Cusack