Ook de progwereld kent seizoensinvloeden. Grote namen brengen in de zomermaanden geen album uit. Wat niet wil zeggen dat in deze maanden geen aardige albums worden uitgebracht of aangekondigd.
Een groep die het aandurfde om in de zomer zijn debuutalbum “Cosmic” uit te brengen is The Sun Or The Moon. Het kwartet (een vrouw en drie mannen) ontstond in 2019. Ondanks hun jonge leeftijd werden ze geboeid door krautrock en psychedelische rock uit de jaren zeventig, de tijd van stroboscopen en geestverruimende middelen. Anno 2021 doen zij een poging dat zich 50 jaar geleden afspeelde nog eens dunnetjes over te doen.
Dat begint al met Cosmic, wat je van begin af aan meetrekt in een flow. Een aangenaam meeslepend ritme met elektronische effecten die we kennen van Pink Floyd’s “Animals”. De zang van Frank Incense is monotoon en licht vervormd. Niet spectaculair, maar wel passend in de sfeer. De alom aanwezige baslijn houdt je boven het maaiveld van het toetsenspel en effecten uit de klavieren van Susanne Baum. Naar het eind toe neemt de intensiteit kortstondig toe met donker gitaarwerk van George Nowak.
Twisted Kamasutra start met een basloopje en percussie. Met licht vervormd gitaarspel en toetsen gaat dit al rap over in een loom zomeravond-achtig sfeertje. Incense strooit wat in het rond met bijpassende zang, maar psychedelisch wordt het nooit. Halverwege grijpt de zanger en tevens bassist zijn kans en plukt een leuke solo uit zijn dikke snaren. Het is de overgang naar een ritmische passage met vervormd toetsenwerk. Eldorado heeft een intro dat veel weg heeft van jaren tachtig elektronische muziek. Na een minuut of twee wordt de rust verstoord met een paar stevige gitaarriffs van gastgitarist Markus Weber en vervormde zang. De sfeer kantelt naar donker met op de achtergrond zwaar gitaarwerk. Tevergeefs zoek ik naar een aanknopingspunt, maar weet de draad niet meer te vinden. Een Pink Floyd-achtige overgang met vervormde zang zorgt voor een tijdelijke opleving. Niet meer dan dat.
Halverwege komen we een cover tegen van Julia Dream van Pink Floyd. Het origineel dateert uit 1968 toen Pink Floyd nog in de zwaar-psychedelische periode zat. Omdat ik geen liefhebber ben van covers in het algemeen beoordeel ik deze altijd extra kritisch. En dat is pech voor deze Duitsers. Er zijn nummers waarvan ik vind dat je daar af moet blijven. Julia Dream is daar een van. En al helemaal wanneer je het presteert om dit saaie aftreksel driemaal zo lang te maken als het origineel. Foei! Niet meer doen hoor.
Trippin’ On Mars maakte mij vanwege de titel bij voorbaat al nieuwsgierig. Evenals Eldorado begint het met synthesizermuziek dat zit tussen jaren tachtig synthesizerpop en Jean-Michel Jarre. Nadat de zang intrede doet verandert de mood in een mix van Eloy en Kraftwerk. Zo kabbelt het minutenlang prettig, pretentieloos en zelfs vrolijk door richting het einde. Space Travel Agent grijpt gedurende de intro van twee minuten terug naar elektronische muziek volgens de zogenoemde Berlijnse school. Sequencers, kalme en langzame synthesizermuziek vloeien uit je speakers. Ook hier zorgen zang, ritmiek en spaarzaam gitaarspel voor iets wat op een patroon begint te lijken. Zelden of nooit wordt de spanningsboog aangetrokken. Ik merk dat het genre new-age muziek mijn gedachten binnen sluipt. Het kabbelt, stroomt en meandert gelijk een beek in de zomeravondzon. En die avonden, weten wij allemaal, duren lang, maar zijn meestal aangenaam.
Over lang gesproken. Het slotakkoord is voor Quicksand, dat ruim 18 minuten speeltijd in beslag neemt. Het begint met een intro dat doet denken aan muziek van een Pink Panther film. Een meeslepend ritme, een groovy basgitaar en tonen van een saxofoon nemen je verder mee het drijfzand in. Voor het eerst is de zang van Incense niet vervormd. Nu pas valt het op dat hij best een prettig, wat vrouwelijk stemgeluid heeft. Na een couplet of twee mag Leon Binder minutenlang zijn blaaskunsten vertonen op saxofoon. Geen scheurende saxofoon gelukkig, maar eentje die enigszins in de buurt komt van Fausto Papetti. Of dat ook een geluk is laat ik aan het oordeel van de luisteraar. Na weer twee coupletten gaat het de jazzy kant uit en zorgt overstuurd gitaarspel voor een licht aanzwellende kakofonie. Het doet mij het ergste vrezen. Ongegrond, want net op tijd blaast Binder het liedje keurig en relaxed uit.
Al met al is “Cosmic” een leuk album voor de zwoele zomeravonden. Nergens wordt het echt kraut-, psychedelische of zelfs spacerock. Het schurkt er allemaal net tegenaan of weet het net te ontwijken, evenals het hoesje, dat simpel en kleurrijk, maar tegelijk wazig en nietszeggend is. Heb ik mij in deze 70 minuten verveeld? Het antwoord op deze vraag is nee. En dat zegt alles en tegelijk ook weer weinig over dit schijfje.