Roine Stolt heeft er goed aan gedaan The Tangent te verlaten zodat hij zich volledig kon richten op zijn in 2005 verschenen soloalbum “Wall Street Voodoo”. Hiermee heeft hij zodoende de ontwikkeling van The Tangent als band niet gehinderd. De Engels / Zweedse band laat op deze derde cd horen met een kapitein minder een duidelijker koers te varen.
In het kielzog van Stolt vertrok ook drummer Zoltan Csòrsz en toch is het Flower Kings jasje op deze cd niet noemenswaardig gekrompen. Dat is niet zo vreemd. Flower Kings-bassist Jonas Reingold heeft hier immers weer aan de dikke snaren geplukt en ook de nieuwkomers zijn gerelateerd aan die vaandeldragers van de Zweedse prog. Jaime Salazar, de graag gehoorde ex-Flower Kings-drummer, heeft de trommelstokjes van Csòrsz bij The Tangent overgenomen en de opvolger van Stolt, gitarist Krister Jonsson, speelt gewoonlijk in Karmakanic, de band van Reingold. Met Jonsson en Salazar klinkt de band ontketend maar dat heeft eigenlijk niks met de vertrekkers te maken. Dit zal absoluut van doen hebben met de situatie zoals die anno 2006 op The Tangent van toepassing is.
Bandleider Andy Tillison heeft zijn toetsen en dan vooral het Hammondorgel zowel in de composities als in het totaalgeluid een prominente plaats toebedeeld. Dit heeft een aanstekelijke uitwerking met een welkome diepgang tot gevolg en ondanks dat de gitaar geen kleine rol speelt in de muziek, is deze toch wat meer toetsengericht dan voorheen. Blazer Theo Travis, die al sinds het vorige album “The World That We Drive Through” uit 2004 aanwezig is, kan z’n ei steeds beter kwijt op dwarsfluit en sax. Speciaal voor deze cd heeft hij ook klarinet leren spelen. Het klikt steeds beter tussen Tillison en Travis en dat heeft er voor gezorgd dat de muziek hier lekker levendig klinkt. Een echte flinke verandering moet eigenlijk gezocht worden in het wat meer rocky gedrum van Salazar en dat is opmerkelijk want de algehele sfeer op het album is juist meer Canterbury.
Toch is het belangrijkste kenmerk van de band recht overeind gebleven: The Tangent maakt onvervalste retro-prog in tamelijk complexe composities. “A Place In The Queue” telt er zeven en gezien het feit dat dit schijfje tjokvol muziek zit, betekent dat dus lange, lange nummers. Het eerste stuk duurt al 20 minuten en het laatste, het titelnummer, maar liefst 25. Het album, dat zich presenteert als een dubbelaar op een enkele cd, zou geprofiteerd hebben van wat editwerk hier en daar. In z’n totaliteit zouden zeker vijf tot tien minuten weggesnoept mogen worden teneinde de aandacht voor de muziek wat beter vast te houden. “A Place In The Queue” is dan ook zeker tijdens de eerste draaibeurten een hele kluif om te behappen. Als de cd echter eenmaal in je hart is komen te zitten, valt er meer dan ooit te genieten.
Het instrumentale gedeelte in de lange afsluitende titeltrack met enerverend gesoleer van sax en gitaar mag gelden als het onbetwiste hoogtepunt. De band stijgt hier tot ongekende hoogte. De sax, eerst nog ‘gesynthetiseerd’ en later de progwereld aan flarden scheurend, krijgt er opvolging van heerlijk melodieus gitaarspel. Wel is dit nogal vroeg in het nummer geplaatst, waardoor het in de minuten erna een beetje lijkt of de band haar kruit al heeft verschoten. Deze wat kromme spanningsboog die je eigenlijk niet zou verwachten van een geroutineerd componist als Tillison omklemt mooie zanglijnen en zoals dit album regelmatig laat horen comfortabele samenzang. Ook zijn er uitstekende verrichtingen op de instrumenten want spelen kunnen ze wel daar bij The Tangent. Heerlijke solo’s vliegen door de lucht. Er is ook een smakelijke passage in een funky stijl met zelfs een rappende Tillison. Toch was dit lange nummer beter afgeweest met een andere volgorde.
Dat Tillison wel degelijk nummers met een prettige opbouw kan schrijven, bewijst hij met In Earnest, het ijzersterke openingsnummer van het album, zo Tillison zich nog bewijzen moet. Zijn werk bij Parallel Or 90 Degrees, maar vooral dat op de eerste twee Tangent-cd’s, getuigt van kunde en visie, maar met het juweel dat In Earnest is, overtreft hij zichzelf. Plechtig pianospel vormt de aanvang voor deze dynamische tour de force. Wat een spelvreugde slingert Tillison met zijn orgel hier de boxen uit. Tussen al het wervelende spel in, de smakelijke gitaarmelodieën en de statige Mellotronakkoorden weet de band wat rust te brengen met ingetogen jazzy passages. Lekkere piano, fretloze bas, akoestische gitaar of wulpse klarinet geven dit nummer de juiste afwisseling met hun haast film noir-achtige spanning. Tillison zingt over de nostalgische gevoelens van een oorlogsheld die we eens per jaar nog aandacht geven en het moet gezegd: Tillison heeft niet echt een briljante stem. Laten we eens een dooddoener gebruiken en zeggen dat hij goed bij de muziek past, want dat doet hij. Het eind van In Earnest is zeer uitbundig zowel qua zang als qua spel en hiermee zal de band zich in menig hart sluiten. Het wordt vol overgave gebracht.
Een stuk relaxter gaat het er aan toe in Lost In London. Hier dwarrelt de fluit van Travis heerlijk door het nummer heen met een lichtvoetigheid die de Canterbury op platen van Caravan en Hatfield And The North zo heeft gekenmerkt. Af en toe is er een goed getimede uitbarsting van bijvoorbeeld de gitaar met zijn riffs en dat is maar goed ook want het geheel dreigt anders een tikkeltje saai te worden. Het duurt met z’n 8:08 minuten misschien net een minuutje te lang.
Dat kan van het door Travis (de ex-Gong saxofonist) geschreven DIY Surgery niet gezegd worden. Dit Zappa-achtige nummertje dat handelt over het op jezelf uitvoeren van een chirurgische operatie, laat de secondewijzer maar net twee keer rondgaan. Het vormt hoe dan ook een welkome afwisseling al zal lang niet iedereen blij worden van dat neurotische gesax.
GPS Culture, Follow Your Leaders, The Sun In My Eyes en het begin van het titelnummer vormen de sterkste fase van het album. In het zeer proggy GPS Culture komen de Yes-invloeden duidelijk naar voren. Dit nummer wordt van gitaar voorzien door Dan Watts (Parallel OR 90 Degrees), die in combinatie met het orgel een heerlijk Kansas-gevoel naar boven laat komen. Follow Your Leaders heeft gedreven jazzrock met een duizelingwekkende basspot van Reingold en het kent tevens uitbundige psychedelica, terwijl de band punten scoort met het zeer aanstekelijke progdisco nummer The Sun In My Eyes. Wat is dat een geslaagd nummer zeg! Hier worden we vrolijk van. Door de uitgestrektheid van het album en de variatie van deze nummers ligt het voor de hand om te denken dat “A Place In The Queue” een wat versnipperde plaat is, maar nop, de sterke melodielijnen en de eigenzinnige arrangementen hebben een eenheid gesmeed die heerlijk aanvoelt.Dit derde album van de band dient vooraan in hun nog korte rij te staan. Het is tot nu toe The Tangent’s beste. Het album, dat op het bruisende snijpunt staat van albums als “Keyholder” van Kaipa, “Unfold The Future” van The Flower Kings en “In The Land Of Grey And Pnk” van Caravan, is gemaakt met een flinke dosis wijsheid en enthousiasme en verdient het dan ook om dusdanig beluisterd te worden.
Voor hen die geen genoeg kunnen krijgen van de daden van het zevental muzikanten: de bonusdisc die aan de Special Edition is toegevoegd, bevat nog 55 minuten extra materiaal te weten twee leftovers, een demo, een remix van The Sun In My Eyes en een tweetal instrumentale ambient-stukken. Toe maar.
Dick van der Heijde