“Pyramids, Stars & Other Stories, Live Recordings 2004-2017” is een hele mond vol. Een heel paar oren vol muziek ook, want dit is een driedubbel-lp/dubbel-cd met live opnamen van The Tangent. Met het uitbrengen hiervan gaat een kinderwens van bandleider Andy Tillison in vervulling. Menig kind zal een dergelijke wens niet koesteren, durf ik te beweren. Drie concerten staan centraal in deze compilatie, uitgebracht ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van deze typisch Britse band.
Tillison benadrukt dat het om pure live-opnamen gaat, met alle beperkingen van dien. Compleet met fouten, sommige passages klinken te zacht en andere juist te hard. Dit is wat er in alle hectiek op het podium gebeurde. Het materiaal is geremastered, maar niet geremixed, waardoor het volgens Tillison meer als “Yessongs” klinkt dan als “Seconds Out”.
Het complete Pyramids And Stars concert van 4 november 2004 in Duitsland neemt de hele eerste cd in beslag. We horen het grootste deel van het debuut van de band, “The Music That Died Alone”, aangevuld met twee nummers van de opvolger hiervan “The World We Drive Through”. De originele live-bezetting is aan het werk. Naast Tillison zijn dat Zoltán Csörsz (drums), Jonas Reingold (basgitaar), Roine Stolt (gitaar en zang), met (toen nog) een extra toetsenman, Sam Baine. De band trapt af met de titelsong van de tweede cd, nadat Tillison in opvallend goed Duits het publiek heeft toegesproken. De louter lange nummers klinken prima en de bandleden halen het beste in elkaar naar boven.
Het zijn stuk voor stuk uitgesponnen composities met veel solowerk en het Canterbury-geluid zat er meteen al goed in. Stolt trekt nadrukkelijk de aandacht naar zich toe en soleert er op los met zijn karakteristieke en o zo herkenbare stijl. Dit maakt dat de muziek soms neigt naar The Flower Kings. Baine doet vooral het pianowerk om Tillison op orgel en synthesizer te kunnen laten schitteren. Zijn solospel is werkelijk om te smullen. Het puike ritmetandem laat zich daarbij evenmin onbetuigd. Regelmatig lijken de heren er op los te improviseren, maar veel van het origineel afwijken doen ze toch niet. We horen overigens regelmatig een dwarsfluit, zeker op The Canterbury Sequense, al wordt bij de credits geen bespeler vermeld. Theo Travis is het in ieder geval niet, zo wordt ons verzekerd.
Volgens veel fans behoort het werk uit de beginperiode tot het beste van The Tangent. Ik kan ze geen ongelijk geven. Het is in ieder geval genieten geblazen, zoals aan het begin van het imposante In Darkest Dreams, dat een hele lp-kant bestrijkt. Na bijna 70 enerverende minuten eindigt de eerste schijf met een gebbetje: een niet heel bijzondere versie van de Emerson, Lake & Palmer-klassieker Lucky Man.
Cd2 staat in het teken van het concert in Southend-On-Sea (Engeland) uit 2011 en het optreden in New Yersey (Verenigde Staten) in 2017. De muziek staat in het teken wat Tillison de COMM-periode noemt, de cd die 2011 uitkwam. In die periode was hij erg met het thema communicatie bezig. Titelsong van de cd uit 2015 “A Spark In The Aether”, kenmerkt zich door een hoog tempo, veel toetsenwerk en matige zang van Tillison. A Sale Of Two Souls (“Not As Good As The Book”), is daarentegen vooral piano en zang, met een stukje Do It Again van Steely Dan erin verweven. De toen nieuwe gitarist (ook een kanjer) Luke Machin laat voor het eerst van zich spreken in Perdu Dans Paris (“Down And Out In Paris And London”, 2009) dat meedeint op de golven van de emotie die Tillison in zijn stem legt. Het is dan al duidelijk dat hij in 2004 beter zong. Van nature is hij al geen nachtegaaltje, maar bij deze opnamen komt toch nog al eens een valse kraai in gedachten. Zeker bij de forse uithalen gaat het soms richting schreeuwen. De gitaar gaat pas voluit op A Crisis In Midlife, lekker funky en licht jazzy, snel en ongrijpbaar, kortom zoals het hoort bij The Tangent. Het laatste gezongen stuk is daarentegen niet om aan te horen.
“The Slow Rust Of Forgotten Machinery” is vertegenwoordigd met Doctor Livingstone (I Presume). Heerlijk smeuïg, vliegensvlug gitaarspel omklemt zo’n ontspannen, ronduit jazzy, tussenstuk, waar de band patent op lijkt te hebben, op vooral piano. Een woeste drumpartij gaat Titanic Calls Carpathia vooraf, het enige nummer van “COMM” (2011), dat de luisteraar weer in een achtbaan van muzikale sfeermomenten doet belanden. Duidelijk zijn de ‘moderne’ invloeden waarneembaar, waar Tillison zich in de loop der jaren is van gaan bedienen. De synthesizersolo’s zijn weer erg lekker, want met het toetsenspel van Tillison is nog steeds helemaal niets mis. Machin soleert hier lustig omheen. De cd kent een bedaarde afloop met Two Rope Things, ook van “The Slow Rust…”.
Twee cd’s vol met live-opnamen van The Tangent, hebben we daar écht wat aan? Ik denk van wel. Tillison laat in wisselende samenstellingen zien zijn complexe materiaal uitstekend live te kunnen vertolken en er nog iets extra’s aan toe te voegen. Er komt werk van niet minder dan acht cd’s voorbij, zodat we kunnen spreken van een mooie dwarsdoorsnede van het oeuvre van deze Canterbury-specialisten.