Je krijgt de muziek van The Tangent nooit cadeau…
Bandleider Andy Tillison houdt niet van simpele melodietjes. Op alweer de twaalfde plaat in het twintigjarige bestaan van deze op en top Britse band is dit niet anders. Liefst drie epics van 17 minuten of langer met zorgvuldig gecomponeerde, maar toch behoorlijk geïmproviseerd klinkende muziek schotelt The Tangent ons op “Songs From The Hard Shoulder” voor. Het vergt de nodige luisterbeurten om alle finesses, wendingen, thema’s en wat al dies meer zij te ontdekken. Ga er maar even voor zitten!
De samenstelling van de band is voor The Tangent begrippen al een eeuwigheid stabiel. Tillison heeft een stel klasbakken om zich heen verzameld. Luke Machin is een kanjer op gitaar, zoals Jonas Reingold dat is op basgitaar. De dwarsfluit en saxofoon zijn in bekwame handen bij Theo Travis en Steve Roberts is er altijd om de gaatjes op te vullen op drums. Tillison zelf verzorgt de zang en levert kilovrachten cement met zijn verfijnde en gevarieerde toetsenspel.
Tillison heeft ook altijd hele verhalen te vertellen. Als hij op zijn praat-zang-stoel zit, neem er dan maar even de tijd voor. The Changes vertelt het verhaal van een band die een hotel zoekt na een optreden in Duitsland waarvoor ze niet betaald kregen. Het is een metafoor voor alle lockdowns en de isolatie die hiermee gepaard ging in coronatijd, met een positieve ondertoon. Het begin is mooi, met dat typische volle The Tangent geluid, alle instrumenten duidelijk hoorbaar. In alle rust begint Tillison dan zijn verhaal te zingen, de band ondersteunt. De Canterbury, lichte jazz-tonen zijn nooit ver weg en zo meandert het nummer aantrekkelijk zonder spectaculair te zijn richting einde. Een korte solo hier en daar, de toetsen van Tillison geven de richting aan. Gaf ik in mijn recensie over “Auto Reconnaissance” nog aan dat Luke Machin niet zo prominent aanwezig was, nu is dit (gelukkig) anders. Als de band weer volle bak gaat onderscheidt Machin zich door in een heel fraai stukje een synth-solo over te nemen door zijn snaren twee minuten te laten zingen.
Het is even wennen om Tillison niet te horen zingen. The GPS Vultures is een instrumentaaltje met veel jazzinvloeden. Travis doet van zich spreken met mooi fluitspel, maar ook met vervormde saxofoonuithalen en we horen meer vervreemde knerp- en piepgeluiden. Veel orgelspel ook, subtiel en dan weer aanzwellend, maar Machin eist toch de hoofdrol op. Minutenlang speelt hij solo’s, hele verschillende, met een stukje Spaanse gitaar als intermezzo. Tillison staat hem op het laatst bij op orgel.
Hoogste tijd voor het volgende verhaal. Tillison snijdt het thema van dakloosheid aan in The Lady Tied To The Lamp Post, puttend uit zijn eigen ervaring. Het gaat over een dakloze vrouw die zich aan een lantaarnpaal vastbindt om overeind te kunnen blijven tijdens het slapen op straat. We krijgen een slordige 75 regels tekst over ons heen. Het 20+ nummer krijgt nergens de vibe die het eerste nummer heeft. Er gebeurt onderhuids genoeg, maar het wachten op echte mooie stukken muziek wordt niet beloond. Dit is zeker niet een van Tillison’s beste lange nummers.
Dan is er nog ruimte voor een kort nummertje. The Tangent is niet wars van een uitstapje en dit keer is dit richting de soul. De Motown-sound klinkt helder door in het funky Wasted Soul. Op eerste persingen en de vinyl-uitgave is bonusnummer In The Heat Of Night te horen. Deze kraker van UK begint behoorlijk dicht bij het origineel, maar Tillison kan het niet laten zijn tanden erin te zetten en er een drie keer zo lange versie van te maken, met veel zijpaden. Ik moet bekennen dat ik dan een beetje afhaak.
Met “Songs From The Hard Shoulder” hebben we er weer een typisch The Tangent album bij, die naadloos past in het rijtje voorgaande werkjes. Van mijlenver hoor je dat je naar The Tangent luistert, maar Tillison weet het toch steeds net weer even anders te laten klinken. De drie hele lange nummers kunnen niet alle van start tot finish boeien. De kwaliteit druipt er vanaf, we horen echt een goed ingespeelde band aan het werk en er staan prachtige passages op, zeker als Machin de schroom van zich af werpt en naar hartenlust soleert. Aan de andere kant zijn er ook hele stukken, rond de niet ophoudende zang van Tillison, die echt gaan vervelen. Het helpt zeker als je er vaker naar luistert, je gaat steeds meer ontdekken.
Zo blijf ik hinkend op twee gedachten achter: ik geniet van gecompliceerde progmuziek van niveau, maar ervaar dat deze nét niet voldoende kan blijven boeien.