Recenseren is over het algemeen leuk en spannend. Vaak mag je met een select gezelschap als één van de eersten een nieuwe cd beluisteren. Helemaal speciaal wordt het dan als het ook nog eens een dijk van een album is geworden, want dan komen woorden vaak in overvloed bovendrijven. De enige uitdaging die je dan nog hebt, is om je enthousiasme goed en taalkundig over te brengen op het lezende publiek. Af en toe komt daar dan een recensie uit waar je trots op kan zijn en die je zelf na een tijdje ook nog eens graag leest.
De band “The Vital Might” bestaat uit drie leden en heeft zijn oorsprong in Boston, Verenigde Staten. Dit is het tweede officiële album van de band. In de promo sheet lees ik vergelijkingen die er niet om liegen. Althans, wat mij betreft zijn “Radiohead” en “The Mars Volta” niet de minste bands. Om de lovende woorden in de promo nog eens te ondersteunen is op de website van de band een aantal lovende recensies te lezen.
Hoe anders kan het dan uitpakken. Na drie verveelde draaibeurten moet die recensie er toch van komen, laat dat nu uiterst ongemakkelijk voelen.
Beroepshalve heb ik persoonlijk te maken gehad met een stroming in de culinaire wereld die ‘Fusion’ genoemd wordt. Een stroming die enkele jaren geleden erg populair was en eigenlijk al weer verdwenen is, omdat de ideologie van deze kookstijl niet goed of vaak amateuristisch werd uitgevoerd. ‘Fusion’ houdt namelijk in dat je diverse (wereld) keukens met elkaar vermengt, met als eindresultaat een smaakvol en verrassend gerecht. Die term ‘Fusion’ kan ik toepassen op dit album, in dien mate, dat het allemaal een ratjetoe van stijlen en invloeden is geworden.
Phantom Spaceman, de opening van het album, is in essentie een statisch aandoend nummer, waar de muzikale technieken allemaal in orde zijn, maar er verschillende stromingen in de rockmuziek als het ware aan elkaar geplakt zijn. Een smakeloze potpourri dus. Het zelfde geldt ook voor The Truth. Waarschijnlijk heeft de band dit als een pakkend en vlot nummer bedoeld, maar het reikt mij aardig de irritatiegrens. Is het dan verrassend bedoeld? Voor enkelen wellicht, maar als ik na een aantal luisterbeurten nog steeds niet gegrepen wordt, wordt mijn kritieke grens bereikt.
Het klinkt allemaal zo verschillend, dat het niet eenoudig is een herkenbaar handvat te benoemen. Zanger Andy Milk heeft overigens wel een bijzondere stem, die niet bijzonder sterk is, maar toch af en toe voor verrassingen zorgt. Trouble is bijvoorbeeld een nummer waar hij het idee geeft dat je naar Simon Le Bon van Duran Duran luistert. Andere keren krijg ik bevliegingen van Blur zanger Damon Albarn.
Nu we het toch over Blur hebben, moet ik wellicht even een genre roepen dat sommige nummers van dit album kunnen typeren, want de term britpop zou van toepassing kunnen zijn. Die stijl doet af en toe aan Oasis en Blur denken. Daarnaast is de muziek gitaar georiënteerd zonder echt in zware riffs of solo’s te vervallen. De akkoorden zijn makkelijk op te pakken en je wordt niet overdonderd door virtuositeit. In de basis bevat deze cd dus klassieke rock, maar om terug te komen op de genoemde vergelijking met Radiohead? Het zal aan mij liggen, ik kan het niet ontdekken.
Geen lichtpuntjes? Bizar genoeg is dat min of meer een passage in het album: Seasons. Dat klokt slechts anderhalve minuut, maar klinkt in elk geval goed en helder, gevolgd door het eveneens aanvaardbare 5 O’clock. Of dat genoeg basis biedt een cd aan te schaffen, laat ik maar aan u over. Zeker als je daarna het gedrocht Superstitious Wish weer moet beluisteren.
Tja, dan zijn we aanbeland bij de conclusie van dit album. Het moge duidelijk zijn dat dit album mij niet kan bekoren. Aangezien alles wat inspiratieloos overkomt, heb ik geprobeerd mijn recensie kort en bondig te houden. Dat is ook al niet gelukt.
Ruard Veltmaat