Bij beeldende kunst gebeurt het maar al te vaak dat ik bijvoorbeeld een schilderij verschrikkelijk lelijk vind. Dan kijk ik er iets langer na, probeer ik te ontdekken wat men er zo mooi aan vindt en vraag ik omstanders wat er zo indrukwekkend aan is. Een omstander die er verstand van heeft, kan me onbegrijpend aankijken en zeggen dat ik het verkeerd zie; dat het een typisch moderne interpretatie is van dadaïsme met een vleugje neoromantiek en dat het er helemaal niet toe doet wat mijn neefje van drie allemaal wel of niet kan. Misschien is er wel zoiets aan de hand met The Void’s Last Stand…
Deze progressieve rockband uit Duitsland combineert veel verschillende stijlen. Zo heb ik rock, rap, punk, ska, funk en natuurlijk prog teruggehoord. Dat laatste klink in potentie helemaal niet verkeerd. Soms lijkt het wat op de psychedelische kant van King Crimson of op de lollige gestoorde kant van Genesis met al die typetjes uit “The Lamb Lies Down On Broadway”, maar dat niveau wordt nooit gehaald. De composities zijn daarvoor te rommelig.
Op zich hoeft het niet allemaal gepolijst te klinken (liever een beetje ruw zelfs), maar de productie is dusdanig amateuristisch, dat het wennen aan deze bizarre nummers erg moeilijk gaat. Het geheel klinkt als een demo die opgenomen was terwijl de bandleden onder invloed waren, hoewel ze niet zomaar wat doen. Het album bestaat uit twee nummers van totaal veertig minuten, die niet eens zo verkeerd in elkaar zitten, maar die in uitvoering behoorlijk te wensen overlaten. Het is bijzonder jammer, want deze band is in alle opzichten progressief en ze durven risico’s te nemen. Die instelling kan ik zeer waarderen, maar het is te ambitieus voor een debuutalbum met een magere productie.
Die eerste alinea heeft te maken met een paar recensies die ik heb gelezen waarin het album geprezen werd. Misschien dat met een hoop uitleg waarin een soort van artistieke verantwoording wordt blootgelegd er iets heel moois gaande is, maar ik kan het niet horen.
Manuel Huijboom