De band Thieves’ Kitchen kent haar oorsprong in de zomer van 1998 wanneer gitarist Phil Mercy tijdens een progfestival in het Engelse Hampshire bassist Paul Beecham ontmoet. Korte tijd later voegt zanger Simon Boys zich bij dit ambitieuze tweetal. De vacature van slagwerker is snel vervuld, wanneer blijkt dat Mark Robotham’s band, Grey Lady Down, het bijltje erbij neergooit. Met de komst van toetsenist Wolfgang Kindl, in augustus 1999, is de definitieve bezetting van de groep een feit.
In deze samenstelling brengt de band in februari 2000 het debuutalbum “Head” uit. De overwegend positieve recensies en dito verkoopaantallen doen de band besluiten niet op tournee te gaan, maar om direct aan een opvolger van “Head” te beginnen. De belangrijkste reden voor het feit dat de band niet op tournee gaat, ligt echter verscholen in het gegeven dat Paul Beecham de band verlaat. De bassist is niet langer in staat de band te combineren met zijn werk en familie. In oktober heeft de band reeds een nieuwe bassist: Andy Bonham.
Met Bonham voltooit Thieves’ Kitchen haar tweede album binnen veertien maanden, want “Argot” verschijnt in april 2001 in de platenwinkels. Ook nu krijgt de band overwegend positieve kritieken, maar dit keer besluit het vijftal wel op tournee te gaan. Deze leidt echter tot het vertrek van zanger Simon Boys, die net als Paul Beechan de band niet langer met zijn werk en familie kan combineren. Hij verlaat in juni 2002 de band, maar wederom heeft de band snel een vervanger aangetrokken in de persoon van Amy Darby. Met haar keert Thieves’ Kitchen in de zomer van 2003 terug naar de studio om aan een nieuw album te werken. Dit album heet “Shibboleth” (herkennings- of wachtwoord) en verschijnt op 1 september 2003 in de platenzaken.
“Shibboleth” opent met het vijf minuten durende The Picture Slave waarin de luisteraar voor het eerst kennis maakt met de stem van Darby. Aangezien ik niet bekend ben met de twee eerste albums van de groep, kan ik helaas niet oordelen of de wisseling van de zangers positief heeft uitgepakt. In ieder geval is Darby zeker geen slechte zangeres, waardoor haar stem geenszins storend is te noemen. Darby heeft namelijk een hele ontspannen manier van zingen, waardoor je als luisteraar snel geneigd bent haar te volgen, terwijl de rest van de band het ene na het andere complexe klinkende arrangement uit de mouw schudt.
Het Engelse vijftal grijpt daarbij muzikaal duidelijk terug naar de gouden jaren zeventig, waarbij ik vooral denk aan bands uit de zogenaamde Canterbury-scène, zoals Caravan, National Health of Hatfield & The North. Deze invloeden zijn echter zeker niet storend. Wat me echter wel stoort is het feit dat drummer Robotham tijdens de opnamen (noodgedwongen) gebruikt heeft gemaakt van een elektronisch drumstel. Hierdoor verliest de muziek naar mijn mening helaas toch iets van haar dynamiek.
De instrumentale passages op “Shibboleth” zijn zeer de moeite waard, waarbij vooral gitarist Phil Mercy, met zijn aan Allan Holdsworth herinnerende gitaarspel, de show steelt. Zijn jazzy spel voert continu de boventoon zonder te verzanden in oeverloos gesoleer. Daarbij wordt hij op kundige wijze gevolgd door Kindl, die de meest fraaie geluiden uit zijn moderne synthesizerarsenaal weet te toveren. Het tweetal wordt door de ritmesectie voorzien van een solide basis waarin ze zich naar hartelust kunnen ontplooien.
Alleen bij het bijna vijfentwintig minuten durende Chovihani Rise gaat dat naar hartelust ontplooien wat mij betreft toch enigszins de mist in. Net als zoveel nummers van die lengte heeft ook dit epos namelijk geen duidelijke richting. De indruk ontstaat zelfs dat het stuk uit meerdere losse delen is opgebouwd, waarbij het nummer een duidelijk muzikaal thema ontbeert.
De Profundis, Cardinal Red en Surface Tension laten echter wel horen dat de band toch weet wat ze doet. De af en toe zeer naar de jazz/fusion neigende arrangementen zijn veelal kundig in elkaar gezet, zonder overigens te doordacht over te komen. De band maakt daarbij veelvuldig gebruik van het timinggevoel van de vier muzikanten. Door het inlassen van diverse pauzemomenten in de muziek refereert Thieves’ Kitchen hierbij af en toe naar het werk van Frank Zappa.
Het schitterende Spiral Bound is de spreekwoordelijke vreemde eend in de bijt. Tijdens dit nummer wordt Amy Darby’s zang voornamelijk begeleid door akoestische gitaar en piano. Haar zang doet mij hier een beetje denken aan This Mortal Coil. Dit rustpunt is het enige nummer van “Shibboleth” dat niet richting de combinatie van klassieke progrock met Jazz/Fusion gaat.
Ondanks het gegeven dat de band haar instrumenten uitstekend beheerst, blijft een aanstekelijke melodie het toverwoord binnen Thieves’ Kitchen. Mede om die reden is dit muziek die zowel progpuristen als neoproggers zal kunnen aanspreken. Ik raad dan ook iedere fan van deze laatste stroming aan deze band een kans te geven. De avontuurlijke jazzy Neoprog van Thieves’ Kitchen zal wel eens een brug kunnen slaan naar het wat complexere werk van bands als King Crimson of Gentle Giant.
Frans Schmidt