Thieves' Kitchen

The Clockwork Universe

Info
Uitgekomen in: 2015
Land van herkomst: Verenigd Koninkrijk/Zweden
Label: Independent
Website: https://thieveskitchen.wordpress.com/
Luisteren kan je hier: https://thieveskitchen.bandcamp.com/album/the-clockwork-universe
Tracklist
Library Song (6:47)
Railway Time (7:38)
Astrolabe (3:17)
Prodigy (9:07)
The Scientist's Wife (19:58)
Orrery (4:41)
Amy Darby: zang
Thomas Johnson: toetsen
Phil Mercy: gitaar
Paul Mallyon: drums
Johan Brand: basgitaar
Anna Holmgren: fluit
The clockwork universe (2015)
One for sorrow, two for joy (2013)
The Water Road (2008)
Shibboleth (2003)
Argot (2001)
Head (2000)

Thieves’ Kitchen is een band die sinds 1999 progressieve muziek maakt. Ze zijn gevestigd in Swindon in het Verenigd Koninkrijk en Stockholm in Zweden en hebben reeds opgetreden in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Europa.

De band heeft inmiddels een vijftal albums op zijn naam staan. Thieves’ Kitchen combineert elementen uit Canterbury, folk, fusion, symfonische- en rockmuziek. De muziek is zowel avontuurlijk te noemen als vertrouwd, zowel melodieus als complex. Er is duidelijk sprake van een typisch ‘Brits’ karakter zoals ook Big Big Train dat heeft. Thieves’ Kitchen heeft een geheel eigen en uniek geluid. Met veel verwijzingen naar de stamvaders van de progressieve muziek, daarover later meer.

In september 2015 werd het nieuwe album uitgebracht, “The Clockwork Universe”. Het album gaat naar verluid over het verkennen van de menselijke ervaringen in een complexe wereld. Het zijn liedjes over mensen wier ervaringen hen in contact brengen met een wereld van wetenschap en studie. Of als een kind (Prodigy), een verwaarloosde echtgenoot (The Scientist’s Wife), jonge verliefden (Library Song) of als toeschouwer geconfronteerd worden met de onverbiddelijke voortgang van de industrialisatie (Railway Time). Twee instrumentale stukken (Astrolabe, Orrery) herinneren aan een vervlogen tijdperk van wetenschappelijk onderzoek en de eenzaamheid van de (onder-) zoeker. Erg diep allemaal.

De creatieve kern van Thieves’ Kitchen wordt gevormd door zangeres Amy Darby, gitarist Phil Mercy en toetsenist Thomas Johnson. Zij worden vergezeld door vrienden en voormalige collega’s: fluitiste Anna Holmgren (Änglagard) en drummer Paul Mallyon (ex-Sanguine Hum) zijn na hun terugkeer wederom een integraal onderdeel van de band geworden. The Clockwork Universe werd geschreven en opgenomen in Het Verenigd Koninkrijk en Zweden, en werd gemixt en gemastered door Rob Aubrey bij Aubitt Studios (IQ, Azië, Big Big Train). De band heeft kortgeleden een nieuwe bassist mogen verwelkomen: Johan Brand, van de Zweedse progressieve rock legende Änglagard, voegt zijn krachtige basgeluid aan de nieuwste Thieves’ Kitchen release toe.

Een behoorlijke ambitieuze band zo te horen, diepe thema’s en dito teksten, brede invloeden en een internationale samenstelling. Dan is het altijd afwachten hoe dat in de praktijk klinkt en dat valt bepaald niet tegen, kan ik u zeggen.

Openingtrack Library Song start met vioolachtige gitaarsound in de geest van Allan Holdsworth. Ik krijg sterke referenties en vibraties door van de eerste twee soloalbums van Bill Bruford uit eind ’70. Dit wordt nog versterkt door de vrouwelijke zangstem met tegendraads jazz-ritme. Oké, Amy Darby is geen Annette Peacock, maar de vergelijking ligt voor de hand. Wel heel goed gedaan, want genoemde Bruford albums behoren tot mijn favoriete fusionwerk. Maar fusion is een te beperkte omschrijving van wat hier gebeurt. Prog/fusion zou een betere omschrijving zijn. Spannende muziek, dat zeker. Complexe ritmes en een Hammond orgel maken het nummer compleet.

Ook het tweede nummer Railway Time roept sterke referenties op, ditmaal aan de uit de Canterbury scene afkomstige groep Caravan. Misschien is het orgeltje hier debet aan, misschien ook wel de hele instrumentatie, sterk melodisch van aard. Weer die complexe ritmes, dit moeten toch wel een goede drummer en bassist zijn. De rest is ook niet slecht, halverwege het nummer doet een dwarsfluit zijn intrede. Ook al zo’n typisch jaren ’70 instrument, tegenwoordig nog nauwelijks toegepast. Maar het bevalt me wel, het is op zijn plaats hier. Gebruik van Mellotrongeluiden maken de vergelijking met de heren uit Canterbury nog duidelijker, zonder storend te zijn overigens. Er is voldoende om van te genieten, in het slotstuk hoor ik weer iets van Yes terug.

Een solitaire piano start dit kortste nummer van de cd, Astrolabe. Een gitaar voegt zich bij de pianoklanken maar het geheel blijft rustig van karakter, verstild bijna. Intrigerend nummer, volledig instrumentaal. Eindigt een beetje abrupt, had misschien wat meer ingezeten.

Prodigy is een echt prognummer, Gentle Giant- maar ook Yes invloeden zijn wat mij betreft waarneembaar hier. Wow, deze band roept wel erg veel associaties op met de grote bands uit het begin van de prog/symfo. Maar het wordt nergens een pastiche, verveelt ook niet, goed gedaan mannen en vrouwen! De stem van miss Darby past prima bij het type muziek van de band. Het wordt ook niet helemaal vol gezongen, de stem is een instrument net als gitaar en toetsen. Ik heb al eens eerder aangegeven geen fan te zijn van vrouwelijke vocalisten bij een prog/symfo band, enkele uitzonderingen daargelaten (Renaissance, Mostly Autumn). Maar ik moet Thieves’ Kitchen waarschijnlijk gaan toevoegen aan dit uiterst selecte gezelschap. Niet slecht om in het gezelschap van Annie Haslam en Heather Findlay te worden genoemd lijkt me. Uitstekend nummer!

Het langste nummer op het nieuwe album krijgt de intrigerende titel The Scientist’s Wife mee. Wederom die associatie met zowel Gentle Giant als Caravan maar ook Bruford. Ditmaal door de elektrische piano en die heerlijke tegendraadse en wat jazzy aandoende ritmes. Mooie donderende Rickenbacker bas en Holdsworth-achtig gitaar spel. En dan zijn er pas twee minuten voorbij. De complexiteit is enorm, elk instrument lijkt bij tijd en wijle op de solotour te gaan. Fluit en akoestische gitaar brengen het tempo naar beneden. De stem doet hier een beetje aan de heldere zangstem van de dames van The Corrs denken, en dat bedoel ik absoluut niet denigrerend, eerder als compliment. Episch nummer met fluit en Mellotron, gitaar en elektrische piano/orgel die elkaar afwisselen en ondersteunen. Hoor ik daar een vibrafoon? Wist niet eens meer dat die dingen nog bestonden. Het wordt allemaal een beetje hectisch en freakerig tegen het einde. Maar dan stilte, of tenminste summiere basgitaar- en toetsenklanken, veel ruimte tussen de noten. Zang, fluit en akoestische gitaar brengen het nummer weer terug naar melodieuze sferen en sluiten deze lange pièce de résistance af. Zit veel potentie in maar moet het nog een paar keer beluisteren voordat ik het echt ga waarderen, denk ik. Maar dat ging bij mij met Yes in het begin ook zo.

Het afsluitende nummer Orrery (planetarium) heeft een moeilijke taak na zoveel proggeweld in de afgelopen twintig minuten. Rustig opgebouwd sferisch nummer met summiere piano, Mellotron en fluitklanken. Doet me denken aan het rustige wat meer ingetogen werk van King Crimson. Even plotseling voorbij als dat het begon.

De muziek van de Britse Zweden of Zweedse Britten wordt geafficheerd als eclectic prog. Geen idee wat daarmee bedoeld wordt, heb sowieso een hekel aan al die (sub-) labels. Laten we het er maar op houden dat het hier om kwalitatief goede, originele progressieve rock gaat. De muziek is intelligent en dynamisch tegelijkertijd en harmonisch op een ongewone manier. Thieves’ Kitchen blijft de luisteraar verbazen en intrigeren, een muzikale reis met vele bekende stations onderweg. Mijn interesse is gewekt, dit smaakt absoluut naar meer.

Alex Driessen
Koop bij bol.com

Send this to a friend