Thinking Plague bestaat inmiddels alweer een ruime dertig jaar en geldt als een van de belangrijkste Amerikaanse vertegenwoordigers van de avant prog. Met grote tussenpozen verscheen een aantal album, waarbij “In Extremis” (1998) en “A History Of Madness” (2003) als mijlpalen kunnen worden gezien, zowel binnen het oeuvre van de band als binnen de progressieve rock in zijn geheel.
Het hier ter bespreking voorliggende “In This Life” uit 1989 gaat aan dit tweetal vooraf, maar door de negen jaar tijdsverschil en de bezettingswisselingen die zich in deze tussenliggende periode hebben voorgedaan, is het lastig om het als een directe opmaat te zien. Het is vermoedelijk zelfs correcter te stellen dat met dit album een tijdvak werd afgesloten.
“In This Life” is het laatste album met zangeres Susanne Lewis en haar vaak wat springerige manier van zingen bepaalt in niet geringe mate de sound van dit album, wat des te knapper is wanneer je je realiseert dat het album eigenlijk grotendeels bestaat uit instrumentale passages. Het is kennelijk ook het type zang dat Mike Johnson graag hoorde bij zijn muziek, want op “In Extremis” zingt haar opvolgster Deborah Perry niet wezenlijk anders.
Wel anders is de toon van het album. Avant prog is eigenlijk per definitie geen makkelijk verteerbare kost, maar in vergelijking met Thinking Plague’s latere albums is “In This Life” eigenlijk nog best behoorlijk toegankelijk: de meeste nummers blijven redelijk to the point en vervallen niet in moeilijk doenerij. Daarnaast is de algehele klankkleur stukken lichter dan op bijvoorbeeld de opvolger. Binnen het geheel zijn er voor mij geen nummers die er duidelijk bovenuit steken. De Oosterse sferen van opener Lycanthrope, het jachtige van het korte Run Amok, of de contemplatieve afsluiter Fountain Of All Tears: de verscheidenheid is groot en van een coherent album is dan ook niet echt sprake, maar alle tracks dragen hun steentje bij aan een zeer prettige luisterervaring.
Door “In This Life” na lange tijd van onverkrijgbaarheid weer toegankelijk te maken (zowel fysiek als digitaal) bewijst Cuneiform de muziekliefhebber absoluut een dienst. Het is naar mijn mening geen meesterwerk, zoals “In Extremis”, maar daarvan zijn er dan ook sowieso niet zo veel. Voor de avant progliefhebber is het hoe dan ook verplichte kost en voor een avontuurlijk ingestelde muziekluisteraar vormt het wellicht een mooi vertrekpunt voor verdere verkenningen binnen genoemde subgenre. Of de remastering (van de hand van Mark Fuller) aanleiding geeft tot het opnieuw aanschaffen van dit album, durf ik bij gebrek aan kennis van eerdere uitgaven overigens niet te zeggen.
Wouter Brunner