Het is best aandoenlijk om te zien hoeveel zelfvertrouwen deze band heeft om te claimen dat ze de beste progressieve band zijn sinds IZZ. Nou, dat valt dan wel weer wat tegen. Oké, het voert dan misschien te ver om dit dertien in een dozijn muziek te noemen, maar van echt hoogvliegen kunnen de Amerikanen niet beticht worden op hun debuut cd.
Stel, je wordt geïnjecteerd met het bloed van Genesis en Yes. Je krijgt een pleister op je arm van de zuster en belooft dapper om niet te janken. Het komt uiteraard allemaal goed. In het lichaam ontstaat dan een nieuwe mix die gemakkelijk in dit voorkomende geval kan worden betiteld als Thirteen Of Everything. Met andere woorden, deze band uit Texas kent hevige invloeden van twee van de grootste progressieve bands! Met drie nummers die rond de tien minuten duren en één die zelfs de vijfentwintig overstijgt, kun je eveneens een epische voorliefde bespeuren. Soms moet ik denken aan Pi2, al haalt deze band dat niveau absoluut niet.
Drie mannen nemen de vocalen voor hun rekening, Joe Funk, Mick Peters en Ted Thomas. Peters bevalt mij nog het beste als zanger. Toch valt er veel te verbeteren op dit gebied. Ik weet het niet, het komt niet echt gelikt over, het is te gekunsteld en van die progressieve muziek is er al teveel. Daarbij vergalopperen de muzikanten zich vooral op de lange nummers, die nu en dan best spektakel in zich hebben, maar dan toch weer verzanden in een rommelig gedeelte, waar de groep vervolgens niet meer helemaal uit komt. Flying East is erg neoprog-achtig, met een lekkere toetsensolo van nieuwkomer Thad Miller en bij vlagen strelend gitaarwerk, waarbij ik wel constant het gevoel heb dat het allemaal wat energieker kan. Qua gitaargeluid kun je af en toe Steve Hackett en in mindere mate Steve Howe voorbij zien komen, maar dat zijn slechts schaduwen. Hackett is een meester in het brengen van romantiek met zijn instrument en Joe Funk (what’s in a name?) laat het allemaal wat harder en directer klinken, als u begrijpt wat ik bedoel.
Compositorisch gezien zijn er leuke melodieën tevoorschijn getoverd, bijvoorbeeld het heerlijk nostalgisch klinkende Semprini, dat niet meer is dan een eenvoudig instrumentaal stuk, met akoestische gitaar, maar dat er in slaagt om het juiste gevoel op te roepen. Dat heb ik bij de andere nummers veel minder. Sleepdance is bijvoorbeeld rechtuit slaapverwekkend. Het begint hoopvol met aarzelende gitaarschoonheid die Andy Latimer (Camel) voortgebracht zou kunnen hebben en dan breken de drums het nummer open. Denk je dan, want dan gaat het nummer op een inspiratieloze manier verder. Geen instrument die uitblinkt en zo zijn er meer van die gemiste kansen, die je dan uiteindelijk het gevoel bezorgen dat de heren muzikale vaardigheden hebben, maar dat nog niet op een bijzondere manier (kunnen) etaleren. Wel is er aan het eind een poging van de gitarist Funk om los te breken van het kabbelende patroon om dan weer te verzuipen in middelmatigheid. Hier en daar een opleving dat wel, maar niet genoeg om de aandacht blijvend vast te houden. Replay kent een geweldige solo, waarbij je denkt ‘kijk, ze kunnen het wel’. Het grootste werkstuk is Late For Dinner. Hier komt Genesis stevig om de hoek kijken. Er klinkt wat naar Rick Wakeman (Yes) riekend toetsenwerk (Doom) en de Hackett mysterie doorspekt het beslag. Om een lang verhaal kort te maken, het is wat optellen en aftrekken van leuke muzikale ideetjes en wat mindere invallen.
De teksten houden je wel even bezig, zijn voor meerdere uitleg vatbaar, komen wat ‘weird’ over en soms kun je er een tikkeltje cynisme in vinden. Daarmee kom ik op een bij vlagen genietbaar plaatje van een band die weliswaar niet tot de top behoort, maar alles in zich heeft om te groeien. Verbetergebieden zijn de productie, wat peper in de reet bij de uitvoering en songs die wat puntiger kunnen. Alleen dan zal Thirteen Of Everything mij meer kunnen overtuigen dan nu het geval is.
Ton Veldhuis