We hebben vier jaar moeten wachten op de nieuwe, vierde plaat van het Amerikaanse Tiles. Zeker met deze plaat heeft Tiles zich een plekje veroverd naast grote voorbeelden Rush en Dream Theater, zonder het niveau van deze bands te evenaren. Een comfortabele middenklasser, zo kun je Tiles het beste zien.Het is een beetje teleurstellend te moeten constateren dat de vier jaar tussen de vorige plaat en deze geen nieuwe inzichten heeft opgeleverd. Met het eerste, lange titelnummer lijkt de band een nieuwe weg in te slaan, maar de rest van de plaat weerspreekt die verwachting. “Window Dressing” is ontegenzeggelijk de beste plaat die de heren tot nu toe gemaakt hebben, maar dat is niet omdat de groep zich zo op vernieuwing heeft gestort.
Er staan weinig zwakke momenten op “Window Dressing”. Je kunt hoogstens zeggen dat het instrumentale Unicornicopia wat te lang duurt. Het is een klassiek stukje piano en viool, absoluut een welkome afwisseling temidden van de powerpop, maar na drie minuten weet je het wel. Of je kunt zeggen dat het laatste nummer Spindrift, dat trouwens wel heel veel aan Rush doet denken, een wat vervelend stuk is; te lang, te weinig variatie en een lelijke zangpartij. Maar misschien komt dat wel omdat het laatste nummer is. Dik vijfenzestig minuten is best een lange zit. Voor de rest is dit een plezierige cd, die lekker wegluistert, goed gespeeld en gezongen.
Tegelijk staan er ook weinig briljante momenten op de plaat. Echt sterk is het slepende Slippers In The Snow, met z’n prachtige, dromerige sfeer. Ook de min of meer akoestische ballad Tea-Water Tears en het pittige instrumentaaltje Stop Gap zijn fraai. Ach, eigenlijk zijn de meeste nummers goed, maar verrassend wordt het nergens.
Het lijkt alsof Tiles zich er een beetje makkelijk van af gemaakt heeft. Ik hoor ze niet op hun muzikale tenen lopen, ze nemen nauwelijks risico’s, maken zich niet kwaad, doen wat je van ze mag verwachten. Dat doen ze heel goed, begrijp me niet verkeerd, maar ik had zo gehoopt dat dÃt de plaat zou worden die Tiles op een hoger plan zou tillen.
Het komt ook een beetje door het wat vlakke geluid. De band scheurt niet echt, ondanks de vele powerchords, zanger Paul Rarick heeft een prettige, maar weinig karakteristieke stem, gitarist Chris Herin gaat nergens lekker loos en zelfs klassedrummer Pat DeLeon houdt zich een beetje in. Een beetje meer inspanning in de studio had ook de luisteraar iets substantiëler gegeven om in te bijten.
Het is net Chinees eten: erg lekker, met de juiste ingrediënten, niet te heet, niet te flauw. Maar haute cuisine is het niet. En je raakt er wel vol van, maar na een half uur heb je weer trek. Ooit gooien de heren hun haar los en maken ze die ene wereldplaat. Tot die tijd kunnen we ons met “Window Dressing” tevreden stellen. Lekkere, knappe, goede maar weinig verrassende plaat.
Erik Groeneweg