Tim Bowness (60) blijft een vreemde eend in de prog-bijt. Dat komt niet in de laatste plaats door de muziek die hij, solo of met no-man, maakt, waarvan je met evenveel gemak kunt zeggen dat het helemaal geen prog is, maar electropop. Je zou kunnen stellen dat de muziek van no-man veel atmosferischer is, experimenteler dan Bowness’ solowerk, maar het zou ook kunnen dat het de samenwerking met Steven Wilson is, waar de prog nou eenmaal vanaf druipt. Op “Powder Dry” blijft prog nog veel verder op de achtergrond, maar wordt er gek genoeg juist meer geëxperimenteerd.
Op “Butterfly Mind”, de voorganger van dit nieuwe album, had Bowness een groot aantal prominente gasten, zoals Richard Jupp (Elbow), Nick Beggs, Ian Anderson, Peter Hammill, Gregory Spawton (Big Big Train), Nicola Alesini en Ben Coleman. Het klonk daardoor veel meer als een rockalbum met een ‘groot’ geluid, alsof hij Peter Gabriel probeerde te evenaren. Zijn producer Brian Hulse vond echter dat al die gasten afbreuk deden aan de oorspronkelijke ideeën en dus is er op “Powder Dry” maar één muzikant, Bowness zelf.
In een interview voor de “That’s My Vinyl” podcast vertelt Bowness dat hij voor deze plaat in een thuisstudio de muziek opnam die hem die ochtend te binnen schoot. Het resultaat is een kort album (net veertig minuten) dat uitpuilt van de liedjes die soms lijken op een niet uitgewerkt ideetje, soms op een kleine electro-symfonie en vaak op de weemoedige muziek die we inmiddels van Bowness verwachten. Electropop is wel het genre du jour. Luister maar eens naar de eerste single Rock Hudson.
Tussen die zestien liedjes zitten ultrakorte schetsjes, zoals het instrumentale Old Crawler, dat feitelijk niet veel meer is dan een intro voor een betere compositie, of Films Of Our Youth, een ambient aquarelletje van vier akkoorden die even later nog eens min of meer terugkomen in The Film Of Your Youth, dat na nog geen tweeëneenhalve minuut stopt op het moment dat normaal gesproken de drums zouden invallen. Bijzonder is ook Summer Turned, een vrolijk (!) nummer met een soort doo-wop intro. Of neem afsluiter Built To Last, dat even doet denken aan de plinketieplonk van Japans “Tin Drum”, maar waar in de laatste veertig seconden een knetterhard soort industrial geluid de verstilde sfeer wegblaast. Tussen al die kruimels staan slechts drie liedjes die de drie minuten halen, met A Stand Up For The Dying als ‘epic’ met een lengte van maar liefst vijf minuten. En dat nummer wordt ook nog eens kunstmatig opgerekt met een heel lang uitro.
Op het eerste gezicht is “Powder Dry” dus een rare collectie snippers en losse eindjes. Maar bij herhaalde beluistering wordt de opzet van Bowness duidelijk: Dit is echt bedoeld om in één sessie te worden beluisterd. Soms vullen de liedjes elkaar mooi aan, zoals This Way Now en I Was There, die bijna letterlijk één compositie zouden kunnen zijn, of ze contrasteren juist rigoureus. Achter elkaar gespeeld vormen al die clipjes wel degelijk een geheel, een soort caleidoscoop van nauw samenhangende ideeën van een creatieve geest die met het medium van popmuziek speelt en volstrekt zijn eigen koers vaart.
Steven Wilson, die de plaat mixte, toetert op de bijsluiter dat dit Bowness’ beste en meest creatieve plaat is, juist omdat het een volstrekt soloalbum is, een uiting van één man. Je kunt vraagtekens zetten bij ‘beste’, maar dat dit Tims meest creatieve plaat is, daar ben ik het wel mee eens. Zijn meest verrassende ook wel, met name omdat Tim allerlei conventies overboord gooit. Luister naar Idiots At Large, dat in nog geen drie minuten heen en weer stuitert tussen Bel Canto en Nine Inch Nails. Of het mooi is, doet er dan niet eens meer zo toe.
Ik heb me in het verleden ook wel eens gestoord aan de zang, die me zo geaffecteerd en te netjes aandeed. Wie “The Album Years” volgt en wat vertrouwder raakt met Bowness’ gewone stem, moet vroeg of laat ontdekken dat hij helemaal niet zijn best doet om zo deftig mogelijk te zingen, maar dat hij met zijn licht hijgerige stemgeluid van nature zulke zang voortbrengt. Zelfs helemaal vermangeld door heftige effecten, zoals in het titelstuk, klinkt zijn stem als die van een licht gender-diffuus lid van de aristocratie.
Ook op deze plaat zijn de teksten over het algemeen somber, we gaan immers nog steeds naar de verdommenis. Maar hier en daar gloort een sprankje hoop, al is dat vaak in de vorm van een melancholische vlucht naar het verleden.
Al met al is “Powder Dry” een bijzondere plaat, een nogal gedurfd experiment, dat – als je het in één ruk door luistert – heel goed uitpakt. Dat neemt niet weg dat ik een volgende keer best wat meer stukken wil met een kop en een staart, die langer duren dan drie minuten.