Het aantal groepen met ‘Time’ in de bandnaam is niet op twee handen te tellen. Een van die groepen is Time Horizon. Een gezelschap dat in ons land nog weinig bekendheid geniet.
Voor het ontstaan van Time Horizon moeten we terug naar midden jaren negentig van de vorige eeuw. Zoals veel groepen begon het als een stel vrienden dat samen muziek schreef en maakte. Het was toetsenist Ralph Otteson, die na vergeefse pogingen om met zijn groep Iron Clay Poets een album uit te brengen, drummer Bruce Gaetke ontmoette. Het duurde tot 2011 dat men onder de naam Time Horizon het debuutalbum “Living Water” uitbracht. Met een nieuwe bezetting volgde in 2015 “Transitions”, albums die de burelen van Progwereld nooit bereikten. Het derde album “Power Of Three” deed dat wel.
Dit derde album is er eentje met twee gezichten. Daardoor houd ik er gemengde gevoelens aan over. Laat ik beginnen met het positieve gevoel. Dat kreeg ik bij het horen van het eerste nummer, Living For A Better Day, dat met een kleine acht minuten tevens het langste is. Het was Saga-zanger Michael Sadler die mij dat gevoel bezorgde. Zijn herkenbare stem zet dit nummer volledig naar zijn hand. Maar ook muzikaal klinkt het als Saga. Zowel de toetsen als de puntige gitaarsolo’s, alhoewel soms wat langer uitgewerkt, zijn duidelijk geïnspireerd door de Canadezen.
Op I Hear, I See neemt David Mau het vocale stokje over. Zijn stem is prettig en met het bereik zit het ook wel goed. Manco is dat het een kleine zeven minuten voortkabbelt, eenmalig onderbroken door een scherpe gitaarsolo van Michael Gregory. Een grommend Hammondorgel, zwaar aangezette toetsen, gitaar en stevige drums zorgen in Prelude voor een Spock’s Beard-sfeertje. De overgang naar het aansluitende The Razor’s Edge met zachte toetsen en gitaar is vloeiend. Maar hier horen we ook weer een andere zanger. Dat is drummer Bruce Gaetke, die al zong op de eerste twee albums. Er ontspint zich een compacte pop-rock compositie die het midden houdt tussen Mike And The Mechanics en Spock’s Beard. De woordloze zang van Gaetke met David Mau, voorzien van veel ohoho’s en ahaha’s, kunnen mij maar weinig opwinden.
Steve’s Song is volledig instrumentaal en opgedragen aan Steve Gourly, de vroegere bassist van de band. Niet omdat deze man overleden is, maar omdat hij de groep verliet om liefdadigheidswerk te gaan doen voor de armen. Merkwaardig genoeg is het niet de huidige basgitarist Allen White, maar gast en sessiemuzikant Michael Manring die we horen in een lange solo op fretloze basgitaar en in techniek doet denken aan Jonas Reingold. Dat Manring zijn sporen heeft verdiend in het jazz-genre is goed hoorbaar. Leuk natuurlijk, maar het nummer mist het heilige vuur.
Time To Wonder Why wordt gezongen door Mau. Zijn stem doet mij hier denken aan die van David Rohl (Mandala Band). Donker, gedragen en statig kabbelt deze semi-ballad een minuut of vijf door. Er valt niets op aan te merken, maar het goede gevoel krijg ik er niet mee terug. The Great Divide doet dat gelukkig wel. Alsof de mannen een flinke dosis druivensuiker hebben genomen is de energie terug. Door het staccato gitaarwerk klinkt het hoekig, een tikje als de oude Kansas. De variatie is er met een lang instrumentaal stuk van gitaar en breed uitgemeten toetsenspel. Digital Us is met ruim zes minuten het slotakkoord van het album. Elementen van Pink Floyd met licht vervormd gitaarspel worden vermengd met lichte invloeden van Rush. De outro daarentegen bestaat uit spacy synthesizer en wat bliepjes, waarna het nummer plots eindigt alsof de stekker eruit wordt getrokken.
Zonder dit album gelijk af te serveren, bleef bij mij het gevoel achter van een verzameling als los zand aan elkaar hangende composities. Het gemis aan een eigen identiteit en samenhang tussen de nummers breekt de groep hier op. En dat is jammer, want enkele nummers geven blijk dat de potentie aanwezig is. De tijd zal leren of het licht aan de horizon feller gaat schijnen.