Ik heb dit album vijftig tinten grijs gedraaid. Niet dat ik de schijf zo goed vond, maar omdat ik hoopte dat ik hem beter zou gaan vinden. Dat gebeurde maar ten dele en dat is jammer. Ik hoor zoveel goede bedoelingen, zoveel vakmanschap. Het is subtiel en zeer harmonieus. Ik hoor helaas ook muziek die niet echt verheffend is. Saai is een wat groot woord, maar zo sprankelend als op het debuut wordt het nergens.
“Scorch” is het tweede album van de Britse viermansformatie Tin Spirits. De band die in 2008 opgericht werd door gitarist Daniel Steinhardt, is geformeerd rondom Dave Gregory en dat is geen onbekende. De man maakte in de jaren tachtig furore als gitarist van XTC, speelde mee op “Ice Cream Genius” van Steve Hoghart waarmee hij later op tournee ging en deed sessiewerk voor Big Big Train op enkele van hun albums. Maar goed, collega Ruard Veldmaat heeft in zijn recensie van het debuutalbum “Wired To Earth” de doopceel van Gregory ook al gelicht, dus dat is eigenlijk overbodig. Echter, sommige dingen kunnen niet vaak genoeg gezegd worden, het past in elke geval goed bij het aura der onaantastbaarheid dat de band een beetje uitstraalt. Naast de twee gitaristen bestaat de band verder nog uit de soepel spelende bassist Mark Kilminster die ook de leadzang doet en dan is daar ook nog drummer Douglas Mussard. Tevens moet worden opgemerkt dat de vocalen van Kilminster vaak ondersteund worden door brede samenzang van zijn collega’s. Het is best mooi allemaal.
Meer nog dan op het debuut vermengt Tin Spirits op “Scorch” z’n progressieve retro muziek met neo-prog uit het begin van de jaren ’90. Het klinkt ongeveer als een ontmoeting tussen King Crimson en Big Big Train en dat zonder toetsen. Tin Spirits moet het dan ook hebben van de creativiteit van beide gitaristen.
Wat dat betreft gaat het album niet al te best van start. Carnivore is een wat zoutloos instrumentaal nummer met een weinigzeggende akkoordenreeks die overkomt als een tussenstukje dat ge-upgrade is naar ruim vier minuten. Een zwak begin. Hoe anders is het daaropvolgende Summer Now. Dit nummer bevat alle troefkaarten van de band, maar het scoort vooral punten vanwege de mooie gitaarpartijen. De warme, lome gloed die Summer Now oproept, komt het nummer enorm ten goede. Old Hands is ook een prima track en het lijkt wel of het daarna gedaan is met de koopman.
Binary Man en Wrapped And Tied zijn uptempo liedjes maar echt lekker vlot zou ik ze niet willen noemen. Op de een of andere manier trekt de zang aan het ritme met een zekere stroperigheid tot gevolg. Beide nummers doen trouwens aan of ze leftovers zijn van “The Big Lad In The Windmill” van It Bites en over It Bites gesproken: de zang van Kilminster doet regelmatig denken aan die van Francis Dunnery. Little Eyes met z’n jazzy gitaarsolo en het afsluitende Garden State zijn behoorlijke nummers die me doen afvragen of Tin Spirits niet beter af was geweest met een toetsenist in de gelederen. Het had in elk geval het goede gitaarspel een grote dienst bewezen en van een beetje meer variatie en gelaagdheid zou de muziek zeker geprofiteerd hebben.
Al met al is “Scorch” niet echt een slecht album. De individuele verrichtingen zijn nagenoeg constant prima en dat maakt de plaat zonder meer bijzonder beluisteringwaardig. De band laat het naar mijn idee wat gaan op het gebied van de composities en arrangementen. Dan kan je luisteren tot je een ons weegt, het helpt geen zier.
Dick van der Heijde