In zekere zin is het opmerkelijk. Progwereld heeft nog nooit verslag gedaan van één van de drie albums of de twee ep’s van To-Mera, terwijl de band toch echt wel op zijn plek is binnen de Progwereld-gemeenschap. Ik strooi daarom even met een paar feiten. Uitgezonderd de intro hebben de nummers op dit album allemaal een langere speelduur dan zes en een halve minuut, sterker; de helft van de tracklijst is zelfs langer dan tien minuten. De basis van de cd vormt een conceptverhaal met complexe teksten, dito toetsen en gitaren. Er wordt gebruik gemaakt van oosterse instrumenten, tempowisselingen, kerkorgels en ongebruikelijke zangstijlen. De muziek in het geheel is een smeltkroes en variatie van diverse progressieve (lees: vooruitstrevende) stijlen en de band heeft een betrekkelijk lage bekendheid. Juist! Helemaal op zijn plek dus in de Progwereldbibliotheek.
To Mera bestaat sinds 2004 en de grondleggers van de band zijn zangeres Julie Kiss en bassist Lee Barret, die in 2008 de band verlaat wegens persoonlijke redenen. De naam van de band is gebaseerd op de naam die de oude Egyptenaren zelf gebruikten in hun tijd om de natie aan te duiden. Muzikale mastermind binnen de groep is gitarist Tom MacLean die de grote lijnen uitzet, aangevuld met de zanglijnen van Julie Kiss en de muzikale input van de overige bandleden.
De muziek van To Mera laat zich lastig omschrijven, maar is wat mij betreft een mix van Stream Of Passion, The Gathering, Evanescence en muzikaal/technisch kent het overeenkomsten met Haken en Opeth. Opzienbarende vergelijking niet, female fronted metal en sferische progmetal? Aan de ene kant wel, maar als er mannelijke vocalen aan de muziek waren toegevoegd, was de vergelijking met Haken en Opeth meer voor de hand liggend dan in dit geval. Die overeenkomst is ook makkelijk gemaakt als je weet dat twee belangrijke bandleden van Haken ook in To Mera spelen, hoewel beiden verschillende instrumenten spelen in de twee bands. Zo speelt Tom MacLean in Haken de basgitaar terwijl hij bij To-Mera de elektrische gitaar bespeelt. Richard Henshall speelt in Haken de gitaar maar bij To-Mera de toetsen. Daarnaast maakt Haken’s drummer Raymond Hearne meerdere malen zijn opwachting als gastmuzikant in diverse tracks van “Exile”. De conclusie dat zangeres Julie Kiss daarom erg bepalend is voor het totaalgeluid van To-Mera kan in die wetenschap dus niet ontkend worden. Hoewel ik haar inbreng op sommige momenten wonderschoon vind (je zou haar stem als instrument kunnen beschouwen), gaat het op andere momenten ook wat tegenstaan. Aangezien zij grotendeels zelf de teksten op het album heeft geschreven, mag ik haar verantwoordelijk houden voor het feit dat de teksten weliswaar ingenieus zijn geschreven, maar nergens blijven plakken. Refreinen zijn bijna niet te vinden, wat zelfs in mijn optiek binnen een progressieve opzet ook noodzakelijk is om memorabel te beklijven in je systeem.
Het album begint met een wat oosters aandoende intro, waar de toetsen vooral een theatrale en rijke sfeer neerzetten. Het zou zo maar een soundtrack van een actiefilm kunnen zijn die zich ergens in het Midden Oosten afspeelt. The Illusionist neemt het dan over waar we voor het eerst kennismaken met de zang van Julie Kiss. De ritmes veranderen continu en we horen gelijk de jazzy invloeden in de metaalistische kant van de band. Maar we horen veelvuldig stevige passages, die het ‘ruige metal’ karakter van de band juist bekrachtigt. Op die momenten, wanneer de complexe ritmes, dominerende gitaren en zang naar voren komen, moet ik vaak denken aan Stream Of Passion. Toch blijft die laatstgenoemde band wat meer ‘basic’ in de ritmes en gebruikt in elk geval vaker terugkomende melodieën. De zang van Julie Kiss heeft veel weg van Marcela Bovio, qua toonklank, maar ook qua gebruik en stijl. Aan de andere kant hoor ik weer veel Amy Lee van Evanescence in haar stem. En toevallig of niet, Marcela Bovio maakt toch haar opwachting in The Illusionist, niet door middel van zang, maar door haar vioolspel.
Momenten wanneer deze recensent het een beetje teveel wordt, zijn bijvoorbeeld in Deep Inside. Binnen dat nummer zijn de diverse passages van drums en toetsen zo complex dat het gaat tegenstaan. Het gaat in combinatie met de zang net iets te ver allemaal, hoewel ook dit nummer een mooie sfeer met zich mee brengt. En zo zijn er meer stukken met deze kenmerken aan te wijzen op het album, waardoor ik aan de ene kant geïntrigeerd raak, maar aan de andere kant wat meer eenvoud had gewild.
Tja, dan mijn conclusie over het album. Laat ik beginnen met het positieve: een ieder die een waar progressief album in al zijn facetten wil horen, moet dit zeker aanschaffen. De cd is een diffuus makend monster van technisch goed uitgevoerde muziek en een smeltkroes van metal, jazz, symfonische bombast, ritmewisselingen, oosterse invloeden en percussie aangevuld met originele en intrigerende zang. Het ontbreekt mij persoonlijk iets teveel aan terugkerende ritmes, waardoor de drang om de cd opnieuw af te spelen groot is. Ik durf te zeggen dat wanneer er binnen de songs meer toegankelijke of terugkerende ritmes gecreëerd zou zijn, dit voor een groter publiek aantrekkelijk zou zijn. Voor To-Mera zal dit mijns inziens ook een handicap blijven waar continu tegen gevochten moet worden. Als er ooit een ambitie ontstaat een groot publiek te bereiken, moet meer afstand worden gedaan van de complexe structuren, of bijvoorbeeld meer refreinen gecreëerd worden. Misschien is die doelstelling er simpelweg niet en wil de band vooral progressief blijven zonder concessies te doen. En die beslissing is te prijzen. Aan de muzikanten ligt het niet, die zijn van voortreffelijk niveau, stuk voor stuk.
Ruard Veltmaat