Al is de leugen nog zo snel de waarheid achterhaalt haar wel. Dit spreekwoord heeft in elk geval helemaal niks te maken met “Self Evident Truths”, het debuutalbum van de Amerikaanse multi-instrumentalist Tom More. Hierop is alles volstrekt eerlijk en open. More maakt toegankelijke dertien in een dozijn progrock met elementen jazz en blues waarbij de man uit Dallas uitstekend bast, redelijk drumt, adequaat toetsen speelt, maar vrij matig zingt. Zijn vocalen hebben nog al te kampen met een beperkt bereik. Het gitaarspelen heeft hij wijselijk aan anderen overgelaten. Maar liefst vijf man zijn op deze cd van de partij om in de acht nummers hun snaren te laten rammelen. Zo verdient More een pluim, want hij heeft ons hierdoor een hoop zelfzuchtig gepiel bespaard. Er zijn grotere ego’s onder de multi-instrumentalisten.
More mag zijn gasten erg dankbaar zijn, want zij hebben het niveau van het album behoorlijk opgekrikt. Hoe meer gitaar hoe beter het klinkt. Vooral Curtis Fornadley is een goeie. Met zijn door Jeff Beck beïnvloede spel is hij in vier nummers aanwezig en laten dat nou net de beste van de cd zijn. Hij is lekker bezig in de melodieuze opener Misconnected die hij opsiert met een gave solo. Ook fraai is zijn spel in Heaven Knows, een episch nummer met ondermeer akoestische slaggitaar en een stukje onvervalste rock met een pittige gitaar en een brommende bas. Door het feit dat vijf gitaristen de muziek omlijsten, is “Self-Evident Truths” een redelijk gevarieerd album geworden. Toch zit er ook een bepaalde coherentie in het geheel, zeker in de instrumentale passages. Ook de zangstukken hebben zo hun homogeniteit, maar dat is jammer genoeg meer te danken aan de wat saaie, brave stem van More. De songteksten zijn in elk geval een stuk levendiger.
“Self-Evident Truths” is een themaplaat die draait om de achtbaan van het leven en het najagen van geluk daarin. Je krijgt de muziek daarbij in tamelijk eenvormige brokken voorgeschoteld. Kenmerkend zijn de weinig enerverende toetsenpartijen met hun typische jaren ’80 klank. Deze worden nogal eens gebruikt om de sfeer te doen kantelen zoals in Coming of Age waar ballade-achtige jazzpop over gaat in uptempo Camel-sferen.
Het gehele album doet vaak wat “Breathless”-achtig aan oftewel; je weet dat het allemaal veel beter had gekund. Het levert een dubbel gevoel op, want als je More hoort bassen weet je dat hij stinkend zijn best heeft gedaan. Hij roept een hoop sympathie op te meer daar hij een eigen productie maatschappij runt waarmee hij anderen ook een kans geeft. Wat zijn cd betreft zal je me geen ‘we want more’ horen roepen. Ik hou het op ‘We want Tom’.
Dick van der Heijde