“I Am” is de vierde solo-cd van Flower Kings-toetsenist Tomas Bodin en alhoewel het toetsenspel de onmiskenbare touch van de Zweed heeft, verschilt deze cd nogal van z’n voorgangers. “I Am” heeft dan ook een aantal aangename verrassingen in petto.
Zo bevat dit album zang en niet zomaar een beetje ook. De kwaliteit mag gerust goed genoemd worden en de intensiteit is hoog. Achter de microfoon staat leadzanger Anders Jansson die, zij het slechts met woordloze zang, al op de vorige Bodin-plaat “Sonic Boulevard” uit 2003 was te horen. Het klinkt misschien wat oneerbiedig, maar tjonge, wat heeft die knakker een strot. Hij lijkt weggeplukt te zijn uit één of andere hardrockband, maar hij heeft ook dat kalme van een Roine Stolt en dat geheimzinnige van Roger Waters te bieden. Ook verrassend is de aanwezigheid van twee zangeressen op dit album. Pernilla Bodin en Helene Schönning blazen de muziek af en toe op tot Pink Floyd-achtige proporties, terwijl de dames ook in hun eentje weten te boeien. De zang heeft ertoe geleid dat Bodin meer in coupletten en refreinen heeft gedacht en dat is op z’n minst verrassend. Dit is echter geenszins een gemakkelijk in elkaar gedraaide hotseflots-cd met een stuk of vijftien niemendalletjes. Dat had je toch ook niet verwacht zeker. Al die coupletten en refreinen zijn ingemetseld in de drie epics die deze cd telt. Opmerkelijk zijn de hoofdtitels die Bodin deze stukken van rond de twintig minuten heeft meegegeven, want de eerste heet I, de tweede A en de derde M. Daar heb je geen cheerleader voor nodig.
Het materiaal op “I Am” vormt een ambitieuze rockopera over reïncarnatie. Religieuze en filosofische thema’s vertellen samen met de persoonlijke ervaringen van Bodin het verhaal van iemand die het inzicht krijgt dat de geest het eeuwige leven heeft en altijd blijft terugkeren op aarde. De muziek die dit verhaal omlijst barst dan ook van de emoties. Steunend op twee pijlers, progressieve rock en verrassenderwijs bluesrock, dient de muziek zich in allerlei gradaties en combinaties aan. Van ingetogen tot heftig en van slepend/euforisch tot sfeervol en subtiel. Er gebeurt altijd wel wat. “I Am” is boeiend en avontuurlijk omdat je nooit weet welke kant Bodin is opgegaan.
Bodin grijpt eigenlijk steeds terug op het geluid van twee bands; Yes en Pink Floyd. In de eerste epic is het een hele tijd Rick Wakeman-achtig spel dat de klok slaat. Bodin komt er met fijne piano, duizelingwekkende synthesizersalvo’s en zijn vermaarde kerkorgelklanken. Soms voel je je even op reis naar het middelpunt der aarde om vervolgens te belanden in lekkere psychedelica of een stukje harde jazz met passages richting ELP.
Bodin weet z’n virtuositeit altijd om te buigen naar functioneel spel. “I Am” is daarop zeer zeker geen uitzondering, want alhoewel zijn ster meer straalt dan waar ook, heeft dit album de allure alsof het gemaakt is door een toetsengerichte band en niet door koning keyboard en z’n onderdanen. Er is weer volop ruimte geschapen om een ieder te laten excelleren. De bezetting mag dan wel niet echt verrassend zijn, Bodin weet wie hij in huis heeft gehaald. De ongelofelijke talenten van bassist Jonas Reingold geven de muziek de gewenste dynamiek. Hij treedt samen aan met Marcus Lilliequist, de nieuwe Flower Kings-drummer en laat ik er dit van zeggen: sodeju! Voor de gitaarpartijen is wederom een beroep gedaan op het niet geringe kunnen van Jocke JJ Marsh. Marsh was evenals Reingold en Jansson ook al aanwezig op “Sonic Boulevard”, maar hij lijkt op “I Am” meer vrijheid te hebben gekregen om z’n eigen ding te doen. Hij speelt bevlogen en dat heeft de boel lekker opgepord.
De bluesriffs aan het begin van A , de tweede epic, klinken gedecideerd en zijn magnifieke solo die het subtiele van Roine Stolt, het melodieuze van David Gilmour en de blues van Eric Clapton bevat, fonkelt tegen de achtergrond van het orgel. Regelmatig moet ik bij deze cd – en zeker tijdens deze epic – denken aan Ayreon en dan met name de glasharde overeenkomst tussen Waracle van “The Final Experiment” en het Take Me Home-gedeelte van de epic. Mag ik dit trouwens als gospelachtig aanduiden?
M, epic numero drie, valt globaal in drieën uiteen. Allereerst is er een stuk dat ik zou willen omschrijven als ‘een gekwelde Roger Waters’. In het gehele album heerst er al een onderhuidse spanning, een opgekropt soort woede. Deze komt tot uitbarsting in een heftig en psychedelisch stuk met King Crimson en Zappa-invloeden. Dit stuk laat zich met bewondering beluisteren. Het is geweldig hoe Lilliequist met z’n razende drumwerk structuur in de muziek houdt, met name tijdens de passage met de bizarre bas. Dat Bodin een extreem vaardig componist is, blijkt hier eens temeer door het zalvende effect die de melodische solo’s hebben. De laatste minuten van deze epic zijn prachtig en kunnen wedijveren met de beste momenten van de bloemenkoningen. De toetsen zijn er mooi en de gitaar ontzagwekkend, maar waarom kent deze cd geen sax? Dat had hier zo goed ingepast.
Bodin maakt op mij steeds meer indruk als componist. Deze vierde solo-schijf moet dan ook gezien worden als een meesterwerk. Bodin weet van een veelheid aan ideeën een goedlopend geheel te smeden, wat uiteraard zonder Marsh, Reingold, Lilliequist, Jansson en de dames Bodin en Schönning niet zo’n sterk eindresultaat zou hebben opgeleverd. De mengsmering van laten we zeggen Pink Floyd en Cream is verrassend, maar echt origineel is de muziek niet. Niet dat me dat iets kan deren overigens, mijn progmotortje loopt er fantastisch op.
Dick van der Heijde