Dat elk nadeel ook voordelen kan bieden, bewijst Rick van der Linden nadat hij eind 1973 vanwege muzikale meningsverschillen uit Ekseption wordt gezet. Hij besluit een nieuwe groep op te richten, een trio naar voorbeeld van Emerson, Lake and Palmer, dat in eerste instantie Ace genoemd wordt maar dat al snel wordt herdoopt in Trace.
Het trio, naast Rick van der Linden bestaand uit Jaap van Eik (onder andere Cuby & The Blizzards) en Pierre van der Linden (onder andere Brainbox en Focus), krijgt op basis van Rick van der Lindens reputatie direct een platencontract bij Philips en heeft zodoende de tijd om het eerste, titelloze, album op te nemen. Het album, in september 1974 uitgebracht, wordt uitstekend ontvangen maar verkoopt minder dan Ekseption deed. Wel geldt het album inmiddels als een van de beste albums van eigen bodem en het is dus niet meer dan verdiend dat Pseudonym Records ons vier decennia later verblijdt met een geremasterde en uitgebreide uitgave van dit meesterwerk.
De eerste schijf bevat allereerst het originele album en bij de bonustracks ook Progress en Tabu, die als singles aan de albumrelease vooraf gingen en die beide ook al op de eerdere cd-uitgave van Musea voorkwamen. De meest kenmerkende eigenschap van Ekseption, de bewerkingen van klassiek materiaal, is ook op “Trace” te vinden in de opener Gaillarde (Bach) en in The Death Of Ace (Grieg), maar verder bevat het album vooral eigen composities, waarbij Pierre van der Linden en Jaap van Eik beiden één nummer hebben geleverd en de rest van de hand is van Rick van der Linden.
De twee delen van Gaillarde (met het daartussenin gesloten basstuk van de hand van Van Eik) vormen direct een mooie showcase voor de nieuwe band, met veel Mellotron en Van der Linden die speelt alsof de duivel hem op de hielen zit. Het eveneens met Mellotron doordrenkte The Death Of Ace biedt gelukkig een relatieve rust voordat het door piano en doedelzak gedreven The Escape Of The Piper en het jazzy Once (met stukjes Sylvia van Focus) de achtbaanrit vervolgen. De lp-bezitter kreeg vervolgens even de rust om de plaat om te draaien, maar de cd-draaier wordt deze genade onthouden. Met ruim twaalf minuten is Progression het langste nummer van de plaat, al vermoed ik dat de meeste andere bands er een kwartier over gedaan zouden hebben. A Memory vindt zijn basis in een (ongenoemd gelaten) Zweeds volksliedje en is qua vorm de evenknie van Gaillarde, in die zin dat ook hier een nummer ingesloten wordt, ditmaal een drumstuk van Pierre van der Linden. Final Trace recapituleert vervolgens het album nog eens kort en bevat en passant passages op het kerkorgel van de Groote Kerk in Maassluis.
De overige anderhalf uur aan materiaal is nog niet eerder uitgebracht en bevat een keur aan werk uit de archieven van de in 2006 overleden Rick van der Linden. Zoals gezegd had de band de tijd om “Trace” op te nemen en dat resulteerde in een hoeveelheid materiaal waarmee ook een dubbelaar gemaakt had kunnen worden. Het meest in het oog springt hierbij het bijna twintig minuten klokkende A Swedish Largo, dat bij beluistering echter toch niet geheel onbekend blijkt te zijn. De afzonderlijke nummers zijn helaas niet gedateerd, waardoor ik het slechts bij de aanname kan laten dat de demoversie van A Swedish Largo eerst is uitgebouwd tot een veel langer nummer, waaruit zich vervolgens de demoversie van A Memory heeft losgemaakt, die vervolgens in de definitieve versie in drieën is geknipt.
Andere interessante vondsten zijn Fairy Tale – Overture, met wederom het Maassluise kerkorgel in de hoofdrol, de Bach-bewerkingen Bach-Atel en Nocturne (met wederom stukjes Sylvia) en een tweetal nummers dat in andere vorm al het daglicht gezien heeft: Another World (soloplaat van Rick van der Linden) en Gnome Dance, dat uiteindelijk in gewijzigde vorm als Witches’ Dance op “The White Ladies” zou belanden. De cd’s zijn verder gevuld met demo’s en enkele alternatieve versies, die een aardig inzicht bieden in de keuzes die Trace heeft moeten maken bij de totstandkoming van het debuut.
Voor iedereen die “Trace” nog niet in bezit heeft, is dit sowieso een verplichte aanschaf, maar ook diegenen die de lp of de cd-uitgave van Musea al in huis hebben, kunnen zich geen buil vallen aan deze remaster, die overigens waanzinnig klinkt. Alleen al de drie kwartier aan volwaardig bonusmateriaal biedt meer dan voldoende rechtvaardiging voor een aanschaf en het geheel is mooi geïllustreerd met foto’s en afbeeldingen en voorts voorzien van informatieve liner notes van collega Wouter Bessels. We mogen Pseudonym Records en het team dat in totaal zo’n twee jaar bezig is geweest met de totstandkoming van de definitieve Trace-uitgaven dankbaar zijn voor dit prachtproduct. Bij dezen!
Wouter Brunner