Wie geen bezwaar heeft tegen geitenwollen sokken en bloemen in het haar, moet beslist even verder lezen. Het gewaardeerde Esoteric-label heeft namelijk weer een pareltje afgestoft. De eer is ditmaal te beurt gevallen aan het Britse folktrio Tudor Lodge, gevormd door gitarist Lyndon Green, gitarist John Stannard en gitariste/pianiste/fluitiste Ann Steuart. Oh, en ze zingen alle drie ook nog.
De vergetelheid is al niet echt vriendelijk geweest voor het titelloze album van Tudor Lodge; enkele comebackalbums in wisselende samenstellingen meer dan 25 jaar na dato hebben zich eerst recht in volslagen obscuriteit afgespeeld. Voor het gemak zullen we Tudor Lodge met hun titelloze debuut dus maar gewoon als eendagsvlieg beschouwen.
In tijd gemeten speelt het grootste deel van die eendagsvlieggeschiedenis zich dan af in het clubcircuit. Het album dat, zo’n twee jaar na het bijeenkomen van de definitieve bandsamenstelling het levenslicht ziet, wordt in enkele weken opgenomen en vormt een neerslag van het touren, last-minute composities en een Ralph McTell-cover (Kew Gardens) om het af te maken. Daarna eist het touren al snel zijn tol, waarbij eerst Steuart de band verlaat, waarna de overgebleven heren een tijdje later het boek dichtdoen.
“Tudor Lodge” biedt ons iets meer dan veertig minuten folk met een progressief accent. De muziek is meer symfonisch dan Fairport Convention, compacter en minder pretentieus dan Renaissance en serieuzer dan Steeleye Span. Vooral Stannard klinkt als een verdwaalde zanger van die laatstgenoemde, veel bekendere landgenoten. Ofschoon de band formeel slechts drie leden kent, wordt de plaat wel verder ingekleurd door een dozijn gastmuzikanten. Dat de keur aan blaas- en strijkinstrumenten de plaat tot een bloemrijk geheel maakt, mag een understatement heten. Het bijna volkomen akoestische karakter van het album (enkel The Lady’s Changing Home kent een nadrukkelijke, doch bescheiden gespeelde elektrische bijdrage) maakt het hippieplaatje compleet.
Alle flauwe powergrappen – en de constatering dat Tudor Lodge ontegenzeglijk een kind van zijn tijd is – ten spijt, is dit album een absolute aanrader voor liefhebbers van het Britse folkgebeuren. Het bescheiden budget en de daarmee gepaard gaande beperkte studiotijd laten onverlet dat onder de in eerste instantie wat braaf klinkende oppervlakte een welhaast ongekende rijkheid aan arrangementen liggen. Daarbij is de compositorische variatie bovendien een stuk groter dan de basisingrediënten doen vermoeden. Ook productietechnisch is de plaat om door een ringetje te halen. Hier zal het remasteren ook zijn werk gedaan hebben, maar het basismateriaal van “Tudor Lodge” behoorde al duidelijk niet tot de categorie waar van stofklank enkel geremasterde stofklank te maken viel.
Een vergeten parel dus? Ja, dit is er echt een!
Casper Middelkamp