Het debuutalbum “Forging The Future” van Tuval Cain heeft een hoes die zo uit een stripalbum album afkomstig lijkt te komen. Je kijkt er naar en je gaat aan het denken, nog voordat je ook maar een klank van de muziek gehoord hebt. Een smid die een dwarsfluit smeedt, als een Bedoeïne woonachtig in een woestijn en dan komt daar op de achtergrond een vrouw aanlopen. Tuval Cain, waar doet mij dat aan denken? Ik ken dat ergens van? Waar ken ik die naam toch van?
Tuval-Cain, Tuval-Cain, Tuval-Cain… Tubal-Kaïn, natuurlijk! Tubal-Kaïn: de vader van alle smeden, de halfbroer van Jubal, de vader van de fluitisten en harpisten, een nakomeling van Kaïn. Dan is die vrouw zijn zus Naäma. Ach wat doet het er toe?
De band Tuval-Cain is afkomstig uit Israël en opgericht door David Lawrence Kuhn. Hij schrijft aan de binnenkant van het albumboekje: Thanks to God for allowing me to see this day: The World is His Dominion. Met deze opmerking in het achterhoofd en de naamgeving van de band krijg je toch wel een vermoeden dat thema’s uit de bijbel een rol spelen op dit album. Voordat je nu denkt dat dit een of ander gospelalbum is, zal ik hier die gedachte maar direct tegenspreken: nee, dat is zeker niet het geval. Geen preken, geen belerende teksten, geen verkondiging… niets van dat alles is terug te vinden op dit album. Maar wel een aantal liederen dat gebaseerd is op verhalen uit de bijbel, eigenlijk zou ik niet bijbel, maar Tenach moeten zeggen: het culturele erfgoed van Israël. De dualiteit van de proto-types waar de halfbroers Jubal en Tubal-Kaïn voor staan, wordt in dit conceptalbum uitgewerkt. Het is immers de smid Tubal-Kaïn die de fluit van Jubal smeedt… naast wapens en landbouwwerktuigen. Genoeg over de achtergrond van dit conceptalbum.
Tijd om de klanken te beluisteren. De fluit is op meerdere nummers te horen en de stijl daarvan doet mij denken aan Jethro Tull. Juval-Cain zelf verwijst naar tal van andere bekende bandnamen uit de jaren zeventig en de meeste daarvan hoor ik niet terug in de muziek. Ik hoor echt geen Deep Purple, Wishbone Ash of Pink Floyd. Misschien na lang zoekend luisteren her en der een akkoordje op dezelfde manier gespeeld. Maar ik durf dat geen echte gelijkenis te noemen. Misschien her en der wat King Crimson en Van Morrison invloeden, maar verder is het toch echt wel een eigen stijl. Er wordt in de verschillende nummers gevarieerd gespeeld en een groot scala aan instrumenten op verschillende manieren ingezet. De zang is uitstekend en de tekst is goed te verstaan. Een opvallend nummer, afwijkend van de rest, is Jonah’s Doubt. De tekst wordt opgedragen terwijl op de achtergrond meer de rustige klassieke klanken uit een piano komen. Het vormt het rustpunt op dit album en bereid je voor op de laatste vier nummers die er op volgen. De meeste nummers op het album hebben een jaren 70 stijl, waarbij steeds de Jethro Tull klanken tussendoor naar boven komen, her en der wat kleine uitstapjes naar wat meer jazzachtige klanken, soms wat gitaarwerk afgewisseld met saxofoon en zelfs het typisch Israëlische folkloristisch instrument, de sjofar (een ramshoorn), zijn te horen. De sfeer is vrolijk, ingetogen en soms enige spanning opvoerend.
Ik heb het album met veel plezier een aantal keren beluisterd, om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat Tuval-Cain met “Forging The Future” net boven het gemiddelde eindigt. Ik ben benieuwd wat zij in de toekomst nog meer zullen brengen. Het geheel zou voor mij iets progressiever mogen. Als her en der wat klezmer invloeden te horen zouden zijn zou het unieker zijn en nog beter passen bij het concept van Juval-Cain.
Peter van der Schelde