In 1997 richten Fabio Nicolazzo en Laura Menighetti de groep Una Stagione all’Inferno op. De bandnaam belooft niet veel goeds: een periode in de hel. Dat is ook wel gebleken, want verder dan één nummertje kwam het gezelschap niet. Veel te warm daar natuurlijk, om goede muziek te schrijven.
In 2011, veertien jaar later, ging het toch weer kriebelen, buiten het inferno was het een stuk frisser, en het duo pakte het bandje weer op en vatte het idee op om het bekende nieuwsfeit il mostro di Firenze (het monster van Florence) op (progressieve) muziek te zetten. Tussen 1968 en 1985 werden in het adembenemende landschap rond Florence acht stellen vermoord, in hun slaap, allen bij nieuwe maan, waarbij van sommige vrouwen ook nog het geslachtsorgaan werd weggenomen. Wat is Toscane toch een romantische streek! Zeker vier daders zijn opgepakt en veroordeeld.
Weer zeven jaar later komt dan de eerste schijf van dit gezelschap uit, inderdaad “Il Mostro di Firenze” getiteld. Bandnaam én titel beloven geen vrolijk uurtje te gaan opleveren. Inderdaad maken we een obscure geluidservaring mee, een donker symfonisch avontuur.
Nicolazzo heeft zijn achtergrond in de gothic wereld liggen, waarin men doorgaans ook niet vies is van de donkere kanten des levens. Menighetti heeft klassieke roots en deze werelden treffen elkaar dan ook in de duistere wereld van dit verhaal. Een strijkgezelschap (net geen kwartet) en een saxofoon dragen zeker ook bij aan het zware karakter van de muziek.
Het verhaal wordt ‘verteld’ aan de hand van een flinke hoeveelheid geluiden, geluidseffecten, geschreeuw, radio-/tv-opnames, vervormde stemmen, regen en onweer, onheilspellende voetstappen en wat dies meer zij. Al die onprettige klanken die je soms doen denken in een horrorfilm te zijn beland, zijn de opmaat voor de instrumentale invulling van het drama. En dan blijken Nicolazzo en Menighetti toch het nodige in hun mars te hebben. De muziek die zij componeerden past uitstekend bij het thema, maar valt ook prima, zonder alle zwartgallige hocus pocus, te beluisteren. De zang (man, vrouw, gemengd) is goed, wel heel gedragen om de sfeer van het verhaal goed neer te zetten. Maar we verwachten ook geen vrolijke mopjes. Nicolazzo laat zijn gitaar vervaarlijk grommen, stuurt straffe riffs de wereld in, maar soleert er ook subtiel op los. In elk nummer komt hij zeker één keer nadrukkelijk door. Fraai zijn de een-tweetjes met het strijkgezelschap of de toetsenpartijen van Menighetti. Haar klassieke scholing klinkt duidelijk door, maar kan op de ‘moderne’ instrumenten ook prima uit de voeten. Fijn is haar bijdrage in passages met de klassieke setting, met viool, cello en saxofoon en bijvoorbeeld akoestische gitaar, dat bij elkaar even voor een iets minder zwaar sfeertje zorgt. Een stukje orgelspel, met een duet met twee gitaren, gevolgd door een sax solo, valt ook beslist te pruimen.
Het is niet allemaal even mooi. Er zit een rechttoe rechtaan hardrocknummer bij, dat goed in het plaatje past, maar muzikaal eigenlijk uit de toon valt. Enkele andere nummers verdienen verder het predicaat matig.
Aan het eind lijkt alle ellende voorbij, de daders zijn gepakt, de rust is weergekeerd. Einde cd… Nee, Laura gaat achter haar klavieren zitten en vooral zij speelt het instrumentale slotstuk Plenilunio. Eerst met synthesizers, dan op de piano, violen en cello volgen, uiteraard ontbreekt een gitaarriff niet en Paolo Firlo zet aan voor een gevoelig stukje saxofoon. Als dit ‘kamermuziekensemble’ stil valt vertolkt Menighetti tot slot nog zeer verrassend een stuk van de Prelude in E minor van Chopin. Saignant detail: dit werk is op zijn eigen begrafenis gespeeld. Dit is echt het einde.
Voor mensen met een sterke maag, een goed gevoel voor drama, liefhebbers van horrorfilms én aanbidders van Italiaanse prog die perfect bij een angstaanjagend verhaal past, en die in staat zijn de bijbehorende geluidseffecten te negeren of voor lief te nemen, is deze monsterlijke cd beslist een aanrader. Ik zit niet op nog eens acht dubbele moorden te wachten, maar dat geldt wel voor een nieuw werk van Una Stagione all’Inferno. Niet dat ik er een moord voor doe…
Fred Nieuwesteeg