Melodic Heavy Prog of Symphonic Heavy Metal? Een stevig en eenduidig etiket kun je de Engelse band Uriah Heep na bijna veertig jaar activiteit nog niet opplakken. Met ups en downs is de band de vier decennia doorgekomen.
Eerst een reeks hoogtepunten in de jaren zeventig (met hits als Easy Livin’ en Sweet Lorraine), waarna een periode van veel bezettingswisselingen volgde, belangrijke spil Ken Hensley de groep verliet en de groep zelfs een paar jaar werd opgeheven. De laatste twintig jaar is Uriah Heep weer redelijk stabiel, treedt veel op en brengt met regelmaat albums uit. Totdat eind vorig jaar drummer Lee Kerslake de band verlaat om gezondheidsredenen. Met zijn opvolger Russell Gilbrook wordt onmiddellijk begonnen aan “Wake The Sleeper”, het éénentwingste studioalbum van de groep en de eerste sinds “Sonic Origami” uit 1998.
Wat schotelt Uriah Heep ons voor? Elf stevige stukken, overduidelijk geworteld in de beste traditie van de groep. Swingend, gitaren en Hammond orgel op de voorgrond en stoere zang van Bernie Shaw (een voorbeeld voor Iron Maiden’s Bruce Dickinson?). Verwacht geen wereldschokkende veranderingen of ontwikkelingen in de muziek van Heep, maar laat deze plaat gewoon lekker in een klein uurtje aan je voorbijgaan. Na een nogal beukende opening van het titelstuk (iedereen wakker?) volgt een reeks van degelijke, maar ook pakkende rocksongs. Met een kop een staart, een lekker melodietje en niet teveel om het lijf. Noemenswaardige uitschieters zijn, vanwege hun compleetheid, Light Of A Thousand Stars en What Kind Of God. Hierin weet de groep een perfecte balans tussen dynamische hardrock en sferische classic-rock neer te zetten waarin de spanning mooi wordt opgebouwd. Typische niemendalletjes en in een snel Heep-jasje gestoken nummers als Ghost Of The Ocean neem ik dan maar voor lief.
Over het geheel is “Wake The Sleeper” een leuke plaat geworden, die met name luisteraars van classic rock (naast ‘de oude’ Uriah Heep’ ook ‘de oude’ Judas Priest, Rainbow en zeker Deep Purple‘) zal aanspreken. Toch moet ik toegeven dat de groep op deze plaat niet onder het ‘dertien in een dozijn’-gevoel uit komt. De nummers klinken in de meeste gevallen net iets teveel van hetzelfde. En progressief? Nou, euh nee… Maar vanwege de heerlijk, kamerbrede productie is het een album waarmee Heep zijn bestaansrecht dubbel en dwars bewijst.
Wouter Bessels