Het is een waar wereldrecord, drie albums maken in een tijdsbestek van achttien maanden. De eigenzinnige Britse band Van Der Graaf Generator (VDGG) kreeg dat rond ’75-’76 voor elkaar met de albums “Godbluff”, “Still Life” en “World Record”. Bovendien zijn al deze albums verworden tot klassiekers binnen het progressieve genre.
Na deze productieve, maar vooral creatieve periode verlieten saxofonist Jackson en organist Banton de band waardoor “World Record” het laatste album is in de klassieke VDGG-bezetting bestaande uit Peter Hammill, Hugh Banton, David Jackson en Guy Evans. Onder de verkorte naam Van Der Graaf ging de band nog enkele jaren door met een ruwer, gitaar georiënteerd geluid, maar de magie van weleer was er niet meer. Dat is buitengewoon jammer, want “World Record” is een wereldplaat die een evenzo sensationele opvolger had verdiend.
“World Record” overrompelt je en zoals altijd bij VDGG spreekt de muziek je of aan of je verafschuwt deze. “World Record” is dan ook een orkaan van overtuigingskracht. Sta je er voor open, houd je dan maar goed vast want de vijf nummers hier blazen je werkelijk van je sokken. Niet zozeer met fysieke kracht maar met een ongehoorde weelde aan creativiteit.
De ‘crea-punten’ liggen bij de immense stem van Hammill en het samenspel van orgel en sax. Hammill zwenkt van emotie naar emotie, van groot naar klein, van teder naar briesend. De sax speelt zeer thematisch, het is zo anders dan anders. Dan weer gepunteerd, dan weer gestrekt en immer vol zeggingskracht. Dit is echt niet zo van: laten we er eens een saxje doorheen pleuren. Dit is naar mijn idee het ultieme saxen. Het orgelspel van Banton hangt als een Siamese tweeling aan de sax vast, zowel ondersteunend als meespelend. De één kan niet zonder de ander, een perfecte symbiose.
De a-kant (en waarom zouden we bij een album met een dergelijke titel niet over een a-kant en een b-kant blijven praten) kent drie nummers die gedomineerd worden door zang en de combinatie orgel-sax. Deze nummers, When She Comes, A Place To Survive en Masks, vragen stuk voor stuk om grijs gedraaid te worden. Ze lijken enigszins op elkaar. Alle beginnen vrij rustig en groeien uit tot een mid-tempo nummer met sterke thema’s en veel sluitende orgelakkoorden die de typische VDGG sfeer waarborgen. Toch heb ik het idee dat op “World Record” wat meer licht schijnt dan op zijn voorgangers.
In When She Comes krijgen de toetsen een triomfantelijk randje en blaast Jackson een goed te verhapstukken solo. Tevens zet Hammill op een gegeven moment de piano in, hetgeen de sfeer doet kantelen. Het thema van A Place To Survive wordt op 2.51 min. naar hartenlust door de sax herhaald. De geestdrift spettert ervan af. Geweldig! Het komt behoorlijk toegankelijk over. Dat kan niet gezegd worden van de kakofonische minuten aan het eind van dit nummer. Masks daarentegen is nog het meest mild. Het is destijds natuurlijk niet voor niets op single uitgebracht, alhoewel het nummer toch ook een onmiskenbare VDGG-signatuur qua complexiteit heeft.
De elektrische gitaar gaat pas een rol van betekenis spelen in het vierde nummer: het twintig minuten durende Meurglys III (The Songwriter’s Guild). In het lp-tijdperk was het album dan al wel omgedraaid inmiddels. Dit album moet het stellen zonder basgitaar, maar niet getreurd. De voetbassen die Banton aan zijn gemodificeerde orgel heeft ontlokt, zijn tiptop en omdat Guy Evans zo’n aanstekelijke drummer is laat de basis aan niks te wensen over. Zelfs het reggaeritme aan het eind van Meurglys III kan door de beugel. Het is verbazingwekkend hoe de band hier een genietbaar stuk muziek weet te creëren. Er wordt aandacht gevraagd voor de gitaarfratsen van Hammill en ondanks dat hij de juiste snaar weet te raken, is hij allesbehalve een gitaargod. Nee, laat Hammill maar zingen want dat kan hij op zeer indrukwekkende wijze. Luister maar eens naar het prachtige, mede door Banton geschreven, Wondering. Die kopstem van Hammill is zo huiveringwekkend, zo ongelofelijk huiveringwekkend. Banton is van huis uit kerkorganist en dat is in dit nummer door de pastorale akkoordopvolgingen goed te horen.
Wie ook een grote bijdrage levert aan de pracht van dit nummer is David Jackson met z’n fluit. Af en toe moet ik even denken aan I Know What I Like van Genesis maar nee, Van Der Graaf Generator is een volstrekt unieke band en op “World Record” hooguit een beetje een kopie van zichzelf.
Van Der Graaf Generator is een band die velen tot invloed is geweest en een album als “World Record” heeft z’n uitwerking op mij als progpuber dan ook niet gemist. Vooral het saxwerk van de heer Jackson heeft als een rode draad door de ontwikkeling van mij als beginnend amateur-saxofonist heengelopen. Het spreekt voor zich dat ik indertijd dit album een gouden medaille heb gegeven.
Dick van der Heijde