Vangelis had in 1977 niet alleen zijn naam als artiest in de elektronische scene gevestigd, het wereldwijde grote publiek had dankzij zijn recente album “Spiral” ook interesse getoond in de dromerige en orkestrale, maar ook vooral melodieuze muziek van de in Londen wonende Griek. Intussen had hij een aanbod van Yes afgeslagen om Rick Wakeman op te volgen (ten gunste van Patrick Moraz) en stond hij op het punt om duoplaten op te nemen met Jon Anderson (“Short Stories”) en Irene Papas (“Odes”). Het commerciële succes nam toe, maar toen was daar ineens “Beaubourg”. Een werkstuk van geheel andere orde.
Het in 1978 verschenen album behoort tot de meest dappere die Vangelis heeft gemaakt. Oorspronkelijk bedoeld als laatste album voor zijn contract met platenmaatschappij RCA, maar tegelijkertijd ook bedoeld als werkstuk dat vergezeld ging van een zeldzaam concert op 19 juni dat jaar in Parijs. Het in die stad gelegen en dan gloednieuwe Centre Pompidou zorgt met zijn aparte futuristische constructie voor de belangrijkste invloed op “Beaubourg”.
Vangelis speelt pure klanken op deze plaat. Zonder melodielijnen, maar wel met een harmonische structuur. Een experimenteel werkstuk van bijna 40 minuten waarin hij zijn muziek op slechts één synthesizer speelt: de Yamaha CS 80. Een voor die tijd revolutionair apparaat: loodzwaar, maar qua (polyfonische) klankkleur het meest geavanceerde dat er op dat moment te bespelen is. “Beaubourg” klinkt als een ware tour-de-force door de CS 80 en Vangelis laat van zich horen als een ware pionier.
Wie die technische kennis terzijde legt, hoort een plaat zonder enige concessie die op het eerste gehoor moeilijk te verteren is. Dit is in feite pure ‘ambient’; muziek die niet op zich is bedoeld om naar te luisteren, maar om onderdeel te laten zijn van een omgeving, dan wel een afgemeten ruimte. Begint het eerste deel zoekend en wat woest, in de loop van het stuk vindt Vangelis de juiste sfeer en haalt soms krachtig uit. Halverwege is er een korte pauze en volgt een rustiger stuk. Het tweede deel gaat op diezelfde voet verder en klinkt meer ingetogen. Klaus Schulze zou een jaar later op de eerste kant van zijn album “Dune” hetzelfde doen: zoeken naar de mogelijkheden van de CS 80, maar dan minder bombastisch. Wat dat betreft is “Beaubourg” zeer tekenend voor het latere jaren zeventig werk van Vangelis en geeft het qua stijl al aan in welke richting hij zou gaan (“China”, “Short Stories”). Dit album geldt als een voorstudie en een ware ontdekkingsreis, ontdaan van elke structuur. Dat maakt “Beaubourg” uitermate ontoegankelijk en Vangelis zou in 1985 met “Invisible Connections” de stilistische opvolger afleveren.
Eerdere uitgaven van dit album op cd klonken dof en niet helemaal op de juiste toon, alsof de oorspronkelijke banden op de verkeerde manier zijn afgespeeld bij de digitalisering. Op deze prachtig verpakte heruitgave van Esoteric is dat probleem de wereld uit, maar wel krijgt “Beaubourg” er een lichte nagalm over het totaalgeluid voor terug. Niet storend, maar toch niet helemaal trouw aan de originele vinyluitgave. “Beaubourg” blijft een Vangelis-album voor de fijnproever en eentje die de experimenteerdrift van de Griek op integere wijze onderstreept.
Wouter Bessels