Sinds er op de website van Wobbler twee demo’s te beluisteren zijn, is de Noorse formatie binnen de kortste keren uitgegroeid tot één van de meest besproken bands in het progwereldje. Deze hype – iets anders kan ik het niet noemen – is het voorbije jaar als een tumultueuze wervelwind over het symfonische landschap geraasd, waarbij de band zich heeft voorgedaan als zijnde de allernieuwste revelatie in bange symfodagen. De initiator van deze handige manoeuvre – de platenmaatschappij – rept zelfs over dat Wobbler de symfonische toorts in handen heeft genomen, waardoor de band ‘de spreekbuis voor de heilige geesten van de antieke goden van de progressieve rock’ is.
Het is voorwaar uiteraard geen slechte prestatie voor een beginnende band om het onderwerp van een hype te zijn. Zeker niet als je bedenkt dat Wobbler en The Laser’s Edge dit huzarenstukje op basis van twee onafgewerkte nummers hebben weten te bewerkstelligen. Nu de wind echter weer een beetje is gaan liggen, kunnen we “Hinterland” pas echt aan een minutieuze en intensieve beluistering onderwerpen. Is het debuut in staat om de hype te rechtvaardigen? Zal het als een ware orkaan zijn sporen voor altijd in het muzikale landschap achterlaten of was het slechts een onbetekenend briesje, waarvan slechts overblijfselen in het achterland van de symfo zijn te bekennen?
Indien Wobbler daadwerkelijk, zoals het label met enige trots verkondigt, de symfonische fakkel in handen heeft genomen, is het wellicht handig eerst te kijken van wie de band dat stokje dan heeft over gepakt. Na “Hinterland” meerdere malen beluisterd te hebben, kom ik tot de conclusie dat de vijf heren hun oor te luisteren hebben gelegd bij enkele bekende, maar ook minder bekende bands. De muziek refereert namelijk meer dan eens aan klassieke grootheden als Camel, Emerson, Lake & Palmer, Genesis, Gentle Giant, King Crimson en Yes. Ook hoor ik hier en daar enkele flarden van wat minder bekende bands als Cathedral, Celeste, Gryphon, Museo Rosenbach en Schicke, Fuhrs & Fröhling. Dat de band zijn inspiratie louter en alleen uit de jaren zeventig zou halen, is overigens een onjuiste conclusie, want de stukken verraden ook een zekere invloed van meer recentere bands als Anekdoten, IQ en White Willow.
De benadering op “Hinterland” doet mij nochtans nog het meest denken aan die van Änglagård en Sinkadus. Je zou zelfs kunnen beweren dat het kwintet zich gemodelleerd heeft naar het voorbeeld van Änglagård. Het zal dan ook op basis van dit debuut nooit en te nimmer de originaliteitsprijs in de wacht slepen. Nu ben ik echter van mening dat epigonisme zonder meer een legitiem en mogelijkerwijs verrijkend stijlelement kan zijn, maar Wobbler beweegt zich af en toe wel erg gevaarlijk in de richting van plagiaat. Op die momenten klinkt de band immers als een regelrechte kopie, zodat ik af en toe het idee krijg dat de vijf heren hun muzikale helden klakkeloos proberen na te spelen.
Ofschoon het Noorse vijftal dus onmiskenbaar laat horen dat het bijzonder sterk is beïnvloed door zijn inspiratiebronnen, zie ik deze na-aperij toch niet als mijn allergrootste punt van kritiek. Dat de vijf het wiel niet hebben uitgevonden, is voor mij dan ook van minder evident belang. Waar ik me wel hevig aan stoor is het vrijwel volledig ontbreken van enige ziel en overtuiging in de muziek. Nu weet ik niet wat er precies gebeurd is tijdens het overnemen van de toorts, maar Wobbler klinkt op zijn debuut even gezapig als een gemiddelde Rolling Stones-plaat.
Verder lijkt het wel alsof het kwintet de vier stukken zonder enige fierheid of bravoure ten gehore brengt. Hierdoor is de opwinding helaas soms erg ver te zoeken is. Vanzelfsprekend hoor ik hier en daar best wat aangenaam klinkende passages langskomen, maar de muziek weet mij vrijwel nooit echt te raken. Mogelijk mist de band door het ontbreken van een eigen, karakteristieke identiteit de onvervalste onverschrokkenheid de nummers met een flink portie hartstocht en overtuiging te vertolken. Helaas ontberen de muziekstukken door dit gemis maar al te vaak een duidelijk idee of een heldere visie, zodat Wobbler op “Hinterland” maar al te vaak kopje onder gaat in de zee van goede bedoelingen.
Ik kan dan ook niet anders dan concluderen dat “Hinterland” absoluut geen enkel moment in staat is om de hype te rechtvaardigen. De band wekt immers zelden of nooit de indruk dat het de hoge verwachtingen waar kan maken. Het heilige vuur ontbreekt volledig, zodat de symfonische toorts in handen van Wobbler als een nachtkaars is uitgegaan. Daarmee vormt “Hinterland” voor mij het ultieme bewijs dat het van zolder halen van een stel oude instrumenten niet altijd vanzelf hoeft te resulteren in een geslaagd eindproduct. Eén van de grootste teleurstellingen van het jaar…
Frans Schmidt