Perfect Beings was, zeker achteraf, toch wel een perfect bandje…
Wie, zoals ik, het magistrale album “Vier” nog vaak voorbij laat komen, zal dat onmiddellijk beamen. Een mooie mix van klassieke prog a la Yes en moderne poppy klanken, zoals It Bites, Tears For Fears en Jellyfish. Helaas ging die band wegens gebrek aan succes uit elkaar. Toetsenist Jesse Nason vond een nieuw bandje in Wonderlove en liet drummer Johannes Luley het leeuwendeel van de drums voor het album opnemen (maar niet indrummen!). Verder houden de overeenkomsten met Perfect Beings op, want veel klassieke prog hoor ik niet meer terug en pop ook bijna niet.
Wonderlove, zo heette de groep achtergrondzangeressen waar Stevie Wonder mee placht te toeren. Een verwijzing lijkt het me echter niet, want deze muziek staat mijlenver van de r&b van Wonder en veel dichter bij de metal van Led Zeppelin, The Tea Party en – op de rustigere momenten – World Party of Queen.
Centraal in deze muziek staat de hoge en krachtige zang van Overall, die mooi overeind blijft in de wat rechtere metalnummers als When The Vultures Die, maar ook raad weet met een pompeus circusnummer als Linger. Ik vind hem echt een ontdekking, maar de overduidelijke nadruk op zang trekt de aandacht weg van de andere muzikanten, die ook niet voor de poes zijn. De kwaliteiten van toetsenist Nason kennen we al, maar ook gitarist MIntyre verdient een ruimere plek in de spotlichten dan hij nu krijgt. Zijn mooie solo’s zijn in de mix verder naar achteren geduwd dan goed voor ze is en dat is jammer.
Geen echte prog, dus, maar toch wel een fijne plaat, hoor, al was het alleen maar omdat het allemaal wel erg lekker klinkt. Zeker als je dat randje Queen in je hardrock lust, valt er een heleboel te genieten. De nummers zijn sterk, al doen jaren ’70 titels als Snake Charmer en Spider Queen het ergste vermoeden, het ruige openingssalvo rockt als een wilde en daarna nemen de mannen een beetje gas terug, Where Did Love Go roept de glamrock terug in de herinnering en zo is er overal wel iets fijns te horen. Met Battle heeft de band zelfs een soort Britpop-hit te pakken en The Burden is een mooie ballad, waarna de boel in Spider Queen met over the top vuurwerk afsluit. Ik heb me tijdens de ruime drie kwartier die de plaat steeds duurt in elk geval niet verveeld.
Vakkundig gespeeld en geproduceerd is het allemaal zeker, erg origineel is het ondertussen niet. Waar je bij Perfect Beings van de ene verrassing in de andere tuimelde, doet de Wonderlove meer aan bevestiging: oh ja, natuurlijk klinkt dit zo. Daarbij baant de band bepaald geen onbetreden paden, maar als je dat niet erg vindt, heb je er een geweldige rockplaat bij, die niet veel met prog te maken heeft, maar ondertussen wel voor een belangrijk deel in de jaren ’70 geworteld is. Toffe muziek, geen openbaring.