Het schrijven van recensies heeft als prettige bijkomstigheid dat je je keer op keer kan verdiepen in de vaak historische achtergrond die op een album de thematiek vormt. Zo heb ik het leven van Mata Hari nauwkeurig uitgeplozen en ook over de verwikkelingen rondom Charles Darwin heb ik gelezen. Wikipedia bracht mij in onder andere Perzië, Spanje en Carthago. Ik heb filmpjes bekeken over Sodom en Gomorra en ik weet alle ins en outs over de Kolossus van Rhodos. Echt een geschiedenisfreak ben ik niet, maar ik vind dit soort dingen behoorlijk boeiend, het zal m’n onderwijzershart wel zijn. We leven tegenwoordig in een rare wereld met terreuraanslagen, massa’s vluchtelingen en extreme klimaatsveranderingen , het liefst zou ik m’n ogen ervoor sluiten en me onder laten dompelen in het verleden. Muziek is daar een prachtig medium voor.
De Franse broers Francis en Philippe Claerhout nemen je met hun band XII Alfonso al jaren mee in de geschiedenis en ditmaal komen we uit in Mali, in het prachtige handelsstadje Djennè om precies te zijn. In een ver verleden werden op de markt aldaar allerlei verhalen en legenden middels zang ten gehore gebracht en het is een dergelijke legende die de heren Claerhout gebruikt hebben als basis voor deze cd. In het kort komt het er op neer dat de koning als loyaliteitstest een bal van goud aan een wijze moslim in bewaring geeft, vervolgens laat hij de bal stelen en gooit hem in de rivier, een vis slikt deze echter in en de vrouw van de moslim koopt nietsvermoedend juist die vis op de markt. Als de koning en de moslim elkaar daarna weer ontmoeten is de koning zo onder de indruk van het feit dat de man de bal nog heeft dat hij zich daarna bekeert tot de Islam. Het is een verhaal dat op zich niet zo tot de verbeelding spreekt, de afbeelding op de voorkant doet dat des te meer. De hoes van “Djenne” laat een in 1280 gebouwde moskee zien die geheel uit leem is opgetrokken en waar elk jaar, vier maanden voordat het regenseizoen begint, moslims en christenen gebroederlijk samenwerken om een nieuwe coating op het gebouw aan te brengen. De band wil hier een statement mee afgeven, zo van: zo moet het, zo zou het moeten zijn. Het zet het album in een mooi perspectief.
Op “Djenne” is het 67 minuten lang wereldmuziek dat de klok slaat. Er zijn achttien muzikanten aanwezig uit Mali, Senegal en Europa om dit op en top etnische product, waar af en toe wat westerse invloeden in doorklinken, uit de boxen te laten komen. Het prog gehalte van het album is nagenoeg nihil (er is alleen een melodieuze gitaarsolo van Robin Boult in La Mosquèe d’ Argile), maar ik weet zeker dat er heel wat bezoekers van Progwereld zullen genieten van de integere kwaliteitsmuziek die “Djenne” te bieden heeft. Het geheel mag dan op den duur wat veel roffeltjes en gepingel van allerlei inheemse instrumenten bevatten, steeds maar weer is er die prachtige Franstalige samenzang tussen de Senegalese Angèlique Dione en de met een diepe stem zingende Moustafa Cissè. De twee verliezen zich zo goed als nergens in uitbundige expressies, maar leggen een partij zang neer die beheerst is. In het geval van Cissè moest ik zelfs wat denken aan Ladysmith Black Mambazo. Waar ik ook nogal warm voor loop is het verfrissende fluitspel van Stèphane Ducassè dat in heel veel nummers de ronde doet en ook de basgitaar in een track als Les Rois De Djènnè mag ik graag horen.
Het getuigt van een grote muzikaliteit als je hoort hoe alles in elkaar steekt, hoe bijvoorbeeld mandoline, ukelele en akoestische gitaar verweven zijn met inheemse instrumenten zoals xalam, masinko en dan bao. In dat kader horen we ook enkele malen Westerse drums, terwijl het meeste toch Afrikaanse percussie is. De kalebas ratelt en de bougarabou stoot z’n lage tonen uit. De synthesizer komt in Djom Bléni Dakan met een solootje en Marché Aux Poisons laat horen dat een balafoon een Afrikaans soort xylofoon is. Met het vlotte Le Jout du Crépissage en het instrumentale Mali Blues komt het album ten einde en zo heb je weer een heleboel informatie tot je laten komen.
Dick van der Heijde