Je ziet soms dat muzikanten die eigenlijk een band willen verlaten nog even aanblijven uit sympathie voor hun collega’s om zodoende nog mee te kunnen werken aan een – geplande cd -release. Zo ziet in 2004 de Franse gitarist Frédéric L’apee dat zijn band Yang direct na het uitkomen van het debuut album “A complex Nature” gehalveerd wordt. Samen met drummer Volodia Brice gaat hij op zoek naar een nieuwe bassist en een nieuwe tweede gitarist. Deze worden gevonden in de personen van Nico Gomez en Laurent James, muzikanten die een welkome portie kracht met zich meebrengen. Niet alleen heeft het oude materiaal een steviger arrangement gekregen, tevens maakt Yang een nieuw album en wel het hier te bespreken “Machines”.
In wezen is er verder niet zoveel veranderd aan de muziek. De band maakt nog steeds weldoordachte instrumentale prog welke een mengeling is van King Crimson (rood), jazz (geel) en rock (grijs). Het resultaat is een wat grauwe tint oranje die net als op het vorige album overkomt als ton-sur-ton. Yang weet goed hoe dit palet fraaie schakeringen aangebracht moet worden, kundig als ze zijn. Op “Machines” is het echter nergens te bont, oftewel het is er nogal saai en dat ondanks de energieke input van een ieder.
Het grootste contrast treffen we aan in opener Massacre dat met z’n eerste maten al de scherprechter is van het album. Als je er de obstinate gitaar kunt hebben zal de rest van het album je zeker niet afschrikken. Dit thema steunt op een flink rood King Crimsonachtig stuk in een jaren ’80 jazzrock jasje. Het klinkt zeer geïnspireerd allemaal. Erg fraai is het sprankelende tussenstuk, waarna het doordringende gitaarthema weer van zich laat horen. Het tweede nummer Superball heeft Jadis-trekjes en komt door zijn aanzwellende karakter eigenlijk al over als het slot van de plaat.
Dat L’apee een uitstekende gitarist is, valt ook al te constateren op de platen van zijn vorige bands Shylock en Philharmonie. Helaas is de hosanna op deze Yang maar van korte duur. L’apee verliest zichzelf namelijk in te subtiel en te geraffineerd spel waardoor de muziek erg rationeel gaat klinken, tegen het studentikoze aan zelfs. Yang doet op zich niks verkeerds, ze vergeten alleen maar boeiend te zijn. Het is jammer van dat mooie intro voorafgaand aan De La Mélancolie A La Révolte dat het startsein zal zijn voor menigeen mentale afwezigheid. Yang maakt in het weinig enerverende Le Proces funk die niet wil swingen en dat is symptomatisch. In La Tau Familial probeert de band de aandacht te trekken met wat Oosterse klanken, het is een klein momentje van hoop maar dan is daar Heavy Motion, Light Thoughts, een bloedeloos werkje dat maar doorkabbelt en doorkabbelt en weg is de hoop.
In de laatste paar nummers is een band te horen die zichzelf danig in de weg zit. Als je al die riedeltjes, al die breakjes en al die akkoorden hoort, zou je wensen dat de band gewoon eens lekker zou gaan spelen.
Niet voor het eerst hebben we een album dat erg sterk begint, maar gaandeweg uitgaat als een nachtkaars. Er zullen vast en zeker mensen zijn die enorm gaan genieten van alle muzikale verrichtingen. Ik vrees echter dat de meeste luisteraars dit album ook zullen beschouwen als een vroegtijdig vastgelopen machine.
Dick van der Heijde