Laten we eerlijk zijn, het hitalbum “90125”, met het legendarische nummer Owner Of A Lonely Heart had de toon al gezet, Yes ging muziek voor de massa maken. Het kon haast niet anders dat de opvolger het echte drama van Yes zou worden.
Je hebt al zo’n vermoeden als je de hoes ziet, dit gaat niet goed komen, zelfs cadeaupapier ziet er aantrekkelijker uit. ‘Big is beautiful’ mag dan in voorkomende gevallen kloppen, dit is net die uitzondering, maar goed als de inhoud me verder kan boeien hoor je mij niet zeuren. Ja, een “Big Generator”, die had ik altijd al willen hebben. Eens even luisteren hoe die klinkt. Rhythm Of Love, commercieel verpakt (en dat is niet negatief bedoeld), is een heerlijk en kloppend nummer, maar als ik deze gegeven paard nog meer in de bek wil kijken, blijkt het dier enorme last te hebben van een stinkende ontsteking.
Wat is het probleem? Er is vooral te weinig geflost om het vuil van de composities weg te halen en op niveau te krijgen. Ook is er verkeerd gepoetst, zodat het tandvlees zich gevaarlijk ver aan het terugtrekken is. Polijsten is leuk, allerlei trucjes toevoegen grappig, maar het gaat uiteindelijk om de blinkende witte tanden. Het album stoort door een geel waas van oppervlakkigheid. Alles wordt maar respectloos samengesmolten; pop, rock en omdat we toch bezig zijn doen we er ook wat lichte progressieve elementen bij. De mannen zijn daarbij uit het oog verloren om de eigenwaarde veilig te stellen en daarmee bewijst Yes dat ze eigenlijk noch vlees noch vis aan kan bieden. Voorbeeld is het volledig mislukte titelnummer, dat zich kenmerkt door een loodzware gitaarrif en wat samples die ik al op het vorige album had gehoord. Oppervlakkigheid in de overdrive is echter Almost Like Love, dat als een cliché rocknummer begint, blijkbaar vergiftigd dient te worden met rapachtige zang van Anderson en veel te optimistisch klinkende keyboards. Ik word depressief van al die vrolijkheid (het eindeloos herhalen van de woorden ‘it’s almost’ is ook niet bevorderlijk trouwens). Iedereen klaar voor de polonaise?
Mooi is anders, uiteraard is dat een kwestie van smaak en het daadwerkelijk ontbreken van inspiratie is dan ook meer de grote bom onder deze schijf. I’m Running is wel een geweldig nummer, bevat een leuke Steve Howe imitatie van Trevor Rabin, maar laat de meester zelf maar spelen. Shoot High Aim Low vind ik best prettig om naar te luisteren, een traag voortslepend lied voorzien van een politiek bewuste tekst, een leuke gitaarsolo en lekker toetsenspel van Tony Kaye die (voor even) weet te overtuigen. Toch kunnen de deuntjes en de muzikale inkleuring geen zoden aan de dijk zetten. De dertien in een dozijn song Love Will Find A Way klinkt aardig en ook Final Eyes is niet slecht, maar het zijn geen nummers waarin je kunt kruipen, die je leiden naar andere sferen en monden niet zelden uit tot mainstream muziek zonder gezicht.
Het akoestische Holy Lamb is typisch Jon Anderson gedragenheid en het album krijgt hiermee toch nog een mooie afsluiting. De plechtigheid in het lied zet bij mij iets in beweging. Ik voel dat het een oorsprong heeft en ergens naar toe gaat. Je kunt aan het eind erg goed vaststellen dat er behoorlijk naar Mark Kelly van Marillion geluisterd is. Een stukje “Misplaced Childhood” in “Big Generator” of de vraag ‘wie beïnvloedt wie nou eigenlijk?’
Conclusie moet zijn dat deze “Big Generator” teveel kracht mist en verre van essentieel in je cd-collectie huist. Dit album is als schoudervulling in een shirt, van de buitenkant lijkt het heel wat (!), maar even voelen en je weet dat je bedonderd wordt. Misschien dat mensen die bands als Styx of een pomprock collectief als Le Roux (“So Fired Up”) waarderen er wel wat mee kunnen, maar ik als aanhanger van die beide bands word niet warm of koud van “Big Generator”. Ik ben niet te vangen op Yes purisme omdat ik geen fan ben en laat daarmee de beoordeling over aan elke individuele luisteraar. Dit is echter mijn uitspraak en daar zult u het mee moeten doen.
Ton Veldhuis