Roger Dean voorzag de hoes van “The Ladder” weer van een surrealistische afbeelding, welke goed aansloot bij de intenties die de Yes-mannen op dat moment hadden. Voorganger “Open Your Eyes” kende nog een vrij pompeus rockgeluid, maar onder aanvoering van producer Bruce Fairbairn ging het roer met “The Ladder” in 1999 flink om en er werd een frisse, transparante plaat gemaakt met de nodige jaren ’70 inspiraties. Toch had Dean zich voor z’n hoes beter kunnen laten beïnvloeden door het werk van Maurits Cornelis Escher, want bij “The Ladder” weet je eigenlijk nooit of je nu stijgt of daalt als je het trapje beklimt. Over twee dingen zal een groot deel van de prog-gemeenschap het eens zijn:
Die ambivalentie valt gemakkelijk te verklaren. Het spel van met name Steve Howe op gitaar en dat van Chris Squire op basgitaar klinkt zeer geïnspireerd en de zang van Jon Anderson, die vaak ondersteund wordt door samenzang, klinkt bijna beter dan waar dan ook, maar oei, oei, oei, sommige composities zijn ware dieptepunten in de Yes-geschiedenis.
Als het album nog uit moet komen zijn de verwachtingen hoog gespannen, temeer daar de getalenteerde toetsenist Igor Khoroshev en gitarist Billy Sherwood – naast de coryfeeën Anderson, Howe, Squire en White als vaste leden – van de partij zullen zijn. Sherwood was al enige jaren bij Yes betrokken maar Khoroshev was op het vorige album nog slechts gastmuzikant in een paar tracks. Ook de keuze voor de producer waarmee de band in Vancouver deze plaat opnam, mocht er zijn. Bruce Fairbairn was geen kleintje. Hij had al eerder platen geproduceerd van Bon Jovi, Aerosmith en the Cranberries. Je kan daar van vinden wat je wilt, maar de man wist wel hoe het varkentje gewassen moest worden. Na het uitstekende en hoopvolle negen minuten durende openingsnummer Homeworld (The Ladder), blijkt al snel dat er een enorme discrepantie is ontstaan tussen enerzijds de commerciële insteek van Fairbairn en anderzijds de jaren ’70 prog van de heren Yes. Te vaak hoor je op het album een onverenigbaarheid die geleid heeft tot zwakke compromissen. It Will Be A Good Day (The River), waar de gitaarglijders van Howe weliswaar machtig zijn, is daar een mooi voorbeeld van. Maar dan wordt het bedenkelijk.
Het tevens op single uitgebrachte Lightning Strikes is met z’n Afrikaanse drumritme en z’n veel te vrolijk klinkende blazerssectie een regelrechte ramp voor de op diepgang uit zijnde progger. Na het korte Can I ?, dat met z’n herhaling van het ‘we have heaven’-stukje van het album “Fragile” voor een link met de jaren ’70 moet zorgen, gaat de kwelling voor de progoren middels Face To Face gewoon door. De intro van het nummer is met zijn bombast nog enigszins gaaf te noemen, zoals ook het eind van Lightning Strikes niet verkeerd is. Bruce Fairbairn, die vlak voor het uitkomen van het album aan een hartaanval is overleden, noemde die drie nummers altijd de Afrikaanse suite. Deze fase zal het misschien goed doen op een zomerse barbecue, maar mijn voeten blijven steevast op de grond. En dan is er If Only You Knew, een marsepeinen ballade met een melodie die je veel te gemakkelijk onthoudt. Het is dat Jon Anderson hem zo gedreven brengt, want elke willekeurige andere zanger of zangeres zou het nummer definitief naar de schroothoop hebben gebracht.
Pas met het achtste nummer, het rockende Finally, herpakt de band zich enigszins en worden de hoge verwachtingen die aan het begin van de plaat geschapen worden waargemaakt. Niet dat de genotskraan dan volop open staat, maar er is in elk geval weer sprake van een straal. In Finally gebruikt Anderson overigens dat ruwe randje dat we kennen van het nummer Order Of The Universe van het ABWH-album. Finally is grotendeels lekkere rock, die tegen het eind omslaat naar een prachtig gedragen deel. Het zijn dit soort magnifieke wendingen die Yes zo Yes hebben gemaakt en ook deze telt. The Messenger is een vrij redelijke popsong die door z’n goede uitvoering beter overkomt dan dat hij feitelijk is. Het mag typerend voor “The Ladder” genoemd worden dat het spel zo huizenhoog uitsteekt boven de composities en dat is eigenlijk doodzonde. Die Igor Khoroshev bijvoorbeeld staat ze uitstekend te raken. Luister even naar zijn wervelende orgelspel in de intro van New Language en concludeer ook dat de Rus een beter platform dan “The Ladder” had verdiend. New Language vormt trouwens samen met het openingsnummer en Finally het aantal sporten waardoor deze ladder z’n verband blijft houden. En dat valt niet mee met zoveel krakkemikkige sporten.
Met de I’ve Seen All Good People-lookalike Nine Voices (Longwalker) komt de cd sfeervol tot z’n eind. Jon Anderson zingt er over negen Afrikaanse stammen, ‘nine voices, singing as one’. Het zal wel.
Dick van der Heijde