Grote man achter het Italiaanse Hostsonaten is Fabio Zuffanti. Veel mensen zullen hem kennen van de symfo band Finisterre, maar hij was bijvoorbeeld ook de man achter het grote project “Merlin – The Rock Opera“. De naam Hostsonaten is afgeleid van de gelijknamige speelfilm met Ingmar Bergman. Volgens de promosheet is dit, geheel instrumentale, album opgedragen aan en geïnspireerd door de intieme band tussen de mens en de natuur. Het kijkt terug op de tijd dat de mens nog leefde in het ritme van de natuur…
Door het bovenstaande en met het zien van het wat steriel aandoende, mierzoete, maar mooie artwork kreeg ik het gevoel het hier met een enorm soft geheel te maken te hebben, maar dat bleek niet waar te zijn. Het album kent geen zwakke broeder. Stuk voor stuk zijn het mooie, veelal ingetogen symfonische composities. Het hele concept draait om “natuur” en “natuurlijk”. Zuffanti maakt dan ook veel gebruik van natuurlijke instrumenten zoals viool, verschillende fluiten, akoestische gitaren, saxofoon, percussie en piano, maar ook mellotron, Moog, orgel en diverse elektrische gitaren ontbreken niet. Daarnaast heeft hij in de productie geen gebruik gemaakt van studiotrucs of toevoegingen uit een pc.
Zachte klanken van de akoestische gitaar openen In The Open Fields. Later zet ook de basgitaar in en eist de dwarsfluit een hoofdrol op met prachtig kalm spel. Deze wordt afgelost door emotioneel vioolspel van Sergio Caputo. Het nummer loopt feilloos over in Kemper / Springtheme. In het eerste deel weer heel veel dwarsfluit op een basis van rustig drumspel en mooie basgitaarloopjes. Door dit alles heen vermengen zich warme Mellotron klanken. Het tweede deel kenmerkt zich door mooi folky viool en fluitspel, tevens laat Zuffanti er een prachtige slepende gitaarsolo in Steve Hackett traditie horen.
Ook The Underwater And 2nd Reprise bestaat weer uit twee delen. Het eerste doet nogal jazzy aan met van die spastische saxofoon loopjes en korte piano stukjes. Net als ik het zat begin te worden draait het nummer 180 graden en laat Zuffanti in het tweede gedeelte weer meesterlijk gitaarspel horen. Wanneer je dit album aandachtig luistert zal je steeds weer een heleboel moois ontdekken. Vooral op de achtergrond gebeurt er heel veel. Daar hoor je veelal zachte Mellotron klanken en akoestische gitaar maar ook diversen andere instrumenten komen daar aan bod. Dit maakt de muziek zo warm en aangenaam. De melodieën zijn stuk voor stuk prachtig en de muzikanten nemen de tijd om alles goed op te bouwen. Ik heb aan mezelf gemerkt dat er een bepaalde rust over me heen kwam bij het beluisteren van dit schijfje. Even waan je je in een prachtig landschap onder een heerlijk lentezonnetje, waar een beekje zachtjes kabbelt en waar het ruikt naar vers gras en zomerse bloemen.
Het absolute hoogtepunt wordt bewaard voor het einde. In Toward The Sea wordt alles uit de kast gehaald en werkt de band zich naar een aantal climaxen toe die mij golven van kippenvel bezorgden. Het eerste deel genaamd Blackmountains is fris up-tempo. Dwarsfluit- en saxofoonspel loopt hier dwars door elkaar heen. Ook de viool laat met zigeunerachtig spel weer van zich horen. Het tempo wordt steeds wat meer opgeschroefd en het ontlaad zich vervolgens met weer zo’n prachtige gitaarsolo, welke weer teruggrijpt naar het zo langzamerhand bekende Springtheme. Met de akoestische gitaar en de fluit komen we in deel drie Springland weer met beide benen op de grond en wordt de spanning nog één keer van de grond af aan opgebouwd. In de climax mag Stefano Marelli (Finisterre) op de elektrische gitaar soleren. De finale komt op zijn hoogtepunt als prachtig doedelzakspel zich in het geheel mengt. Dit zou ideale muziek zijn voor een in een film als Braveheart. Als het nummer op zijn einde komt ben ik tot op het bot ontroerd. Wat een kunstwerk! Een cd om te koesteren.
Maarten Goossensen