Iedereen is vervangbaar, van gitarist tot toetsenist, voorbeelden te over. Het icoon Ritchie Blackmore (Deep Purple) werd achtereenvolgens vervangen door Tommy Bolin, Joe Satriani en Steve Morse, met als gevolg een wezenlijk andere sound. Die laatste is recent zelf weer vervangen door Simon McBride. Rick Wakeman keerde een aantal keren terug op het oude Yes-nest, om elke keer opnieuw weer door iemand anders vervangen te worden. Carl Palmer (Emerson, Lake & Palmer) moet raar opgekeken hebben toen hij vervangen werd door Cozy Powell, al was het maar voor één album. Misschien hielpen de initialen van de nieuwe drummer hem bij zijn aanstelling. Andere onvervangbaar geachte musici als Michael Schenker (UFO/Scorpions) en Mike Portnoy (Dream Theater) bleken lang niet zo onvervangbaar als zij zelf dachten.

Maar dat ligt een stuk lastiger voor de positie van solozanger: het geluid van een band is vaak nauw verweven met de zangstem. Zeker in de progressieve rock, waarbij de hoge zangstem vaak noodzakelijk is om boven de klankmuur uit te komen (Rush, Yes etc.). Daarom is het niet zo gek dat bands vaak kiezen voor zangers die sterk op het origineel lijken.

De Eagles zochten het zelfs in genetisch materiaal: na de dood van zanger/gitarist Glenn Frey werd diens zoon Deacon ingelijfd om de zoetgevooisde partijen van zijn vader live te vertolken. Filippijn Arnel Pineda, voorheen actief als zanger van coverbands, werd aangesteld als vervanger van Steve ‘The Voice’ Perry bij Journey. Wat de populaire band uit de Verenigde Staten weer nieuw leven inblies en tot op de dag van vandaag in staat stelt om het oude repertoire zo natuurgetrouw mogelijk live te spelen.

Yes deed het zelfs tweemaal: David Benoit en Jon Davison benaderen Jon Anderson het dichtst, de een (Davison) wat beter dan de ander (David). Zelfs Buggles-lid Trevor Horn, eenmalig aan boord ten tijde van het album “Drama” in 1980, die toch over een totaal verschillend stemgeluid beschikt als de iconische Anderson, trachtte zoveel mogelijk diens geluid na te bootsen. Hij faalde jammerlijk.

Steve Hackett haalde Nad Sylvan helemaal uit Zweden om de Gabriel-partijen live te zingen. En hoewel zijn stem zeker enige gelijkenis met het origineel heeft zijn de geleerden het er nog niet over eens. Genesis zelf (Banks/Rutherford) koos na het vertrek van Collins in 1998 voor Ray Wilson in plaats van David Longdon (Big Big Train) omdat deze de partijen van Gabriel beter zou vertolken.

Maar de topper onder de stand-ins is toch wel Ronnie Platt. Het is zelfs voor de grootste Kansas die-hard niet mogelijk om het onderscheid met voorganger en progicoon Steve Walsh te maken. En dat is een enorm compliment aan het adres van de van oorsprong vrachtwagenchauffeur. Ook hij heeft een verleden als zanger van een coverband uit de omgeving van Chicago en voegde zich bij de band in 2014. De beste beslissing die band en muzikant ooit maakten. Lees de recensie van collega Math Lemmen over de zojuist verschenen verzamelaar van Kansas “Another Fork In The Road” er maar eens op na.

Natuurlijk, er zijn uitzonderingen: Marillion verving zijn iconische zanger/songschrijver Fish door Steve Hogarth, een vocalist met een totaal ander stemgeluid, zonder dat de populariteit van de band er ernstig door werd aangetast. Mogelijk werd zelfs het tegenovergestelde gerealiseerd. Genesis had het geluk dat drummer/achtergrondzanger Phil Collins a) geen serieuze concurrentie had b) qua stem al enigszins bekend was bij de fans en c) de ambitie en de kwaliteiten had om Peter Gabriel te vervangen. De rest is geschiedenis. Maar over het algemeen geldt in progkringen toch vooral: zing het hoogste lied, maar blijf zo dicht mogelijk bij het origineel.

Het spreekwoord ‘koekoek éénzang’ is misschien niet meer zo bekend maar het is nog steeds van toepassing, zowel letterlijk als figuurlijk.