Een nieuwe plaat van Arena is altijd iets om naar uit te kijken, al valt het resultaat niet altijd mee. Niet al het werk van deze Britse neo-proggers, die vaak stevig uit de hoek kunnen komen, kan tippen aan “The Visitor”, “Contagion” en (mijn persoonlijke favoriet) “Songs From The Lions Cage”. Collega Maarten Goossensen was teleurgesteld over Double Vision uit 2018, die hij concluderend dubbel matig noemde. In 2020 verliet zanger Paul Manzi de band en het bleef even onduidelijk wie zijn opvolger zou worden.
Dat bleek Damian Wilson te zijn geworden. Deze zanger met zijn karakteristieke stemgeluid, tamelijk hoog, krachtig en tegelijk breekbaar, heeft sinds begin jaren ’90 zijn sporen ruim verdiend in de progscene. Naast bijdragen aan onder andere Landmarq, Threshold, Headspace, Rick Wakeman en Ayreon bracht hij ook een aantal soloalbums uit. Het is dus even spannend hoe deze nieuwe stem past in het bandgeluid van Arena.
Welaan, dat pakt prima uit! Wilson’s stem is zeer geschikt voor de neo-prog van Arena. De stevige, donkere stukken kan hij moeiteloos aan en voorziet hij van een extra glans, maar in het bijzonder blinkt hij uit in het subtielere werk. Hij kan vocaal groots uitpakken, maak ook heel klein zingen en het lijkt hem geen enkele moeite te kosten. Regelmatig horen we een duet tussen alleen piano en de dan broze stem van Wilson, dat zijn ronduit zalige momenten om even tot bezinning te komen.
Het concept en de teksten komen weer van Clive Nolan. De pretentieuze titel van de elfde cd “The Theory Of Molecular Inheritance” is afgeleid van zijn idee dat moleculen van overleden mensen later in ander leven terugkomen en daar mogelijk weer en eigen leven gaan leiden. Dit blijkt in de natuurkunde bekend te staan als de theory of molecular inheritance. Voilà, we hebben de titel voor onze nieuwe cd!
De productie en de mix zijn weer het werk van Mitchell en hij is er in geslaagd het geheel stevig te laten klinken, zonder dat het overdreven zwaar overkomt. De luchtigheid die dit oplevert biedt ook voldoende ruimte voor drummer Mick Pointer en bassist Kylan Amos om voldoende voor het voetlicht te komen.
Opener Time Capsule ademt power, maar biedt ook ruimte voor intimiteit. Wilson knalt er direct vol in, maar het rustige pianospel en de subtiele inkleuring van het synthesizerwerk van Nolan is iets dat we ook doorlopend zullen terug horen. Nolans’ toetsenspel is ronduit geweldig, altijd prominent aanwezig en toch niet opdringerig op de voorgrond. Arena is niet zo van de solo’s. Wel krijgen we de eerste heerlijke gitaarsolo van John Mitchell voorgeschoteld, die onmiddellijk naar meer smaakt, maar meer dan een handjevol zullen er niet volgen. Mitchell speelt ook heel erg in dienst van de nummers. We horen nadrukkelijk de hele band Arena aan het werk.
Sterk, melodieus en hier wel op de voorgrand is het toetsenwerk op The Equation, dat in het begin een beetje aan Eloy doet denken. Een vleugje van het oude Marillion, met Fish, krijgen we op Field Of Sinners te horen. Eerst is zijn fraaie spel bijna verscholen, maar later soleert Mitchell vurig op staccato drumwerk. Op zijn gevoeligst zingt Damian op The Heiligenstadt Legacy, ondersteund door weer fraai pianospel, later aangevuld met subtiele synths. Ook dit nummer ontbrandt op z’n Arena’s, met twee tegen elkaar schurende gitaren, om net zo plotseling weer tot rust te komen. In Under The Microscope stookt Nolan het vuurtje na een rustige aanloop op, hij lijkt met twee korte solo’s Mitchell uit te willen dagen. Tot twee maal toe hapt de gitarist ook (gelukkig), de tweede solo van dik een minuut is magnifiek. Wat een kanjer is die man toch! Nolan pakt dan toch ook nog zijn supersolo mee. Na weer een luchtige start op Integration haalt hij minutenlang met speels gemakt alles uit zijn klavieren, de rest van de band in de achtervolging.
Zo herbergen alle elf nummers wel iets fraais, teveel om alles te vermelden. Het beste ondergaat de luisteraar dit uur puike muziek zelf, om steeds weer iets nieuws te kunnen ontdekken. De band heeft zichzelf een goede dienst bewezen Damian Wilson aan boord te halen. Op “The Theory…” is hij meer dan nadrukkelijk aanwezig en voegt nadrukkelijk iets toe, al kan ik me voorstellen dat de vele ingetogen zang+piano-stukken niet iedere rechtgeaarde neo-progger kunnen bekoren. Van de muziek, in het bijzonder van het toetsenspel van Nolan en het gitaarwerk van Mitchell, druipt de klasse af en de bekende stevigheid van Arena maakt zeer regelmatig plaats voor fijne rustige momenten. De elf nummers vormen een uitgebalanceerd geheel, dat naarmate je het vaker beluistert steeds beter gaat klinken. Kortom, een album waaraan je zomaar danig verknocht kan raken.