Het was 2010. Ik herinner het mij nog goed. Met veel tamtam maakte de Cubaanse groep Anima Mundi zijn opwachting in de progwereld. Cuba? Progrock? De jaren daarna heb ik heel wat over deze groep geschreven.
Een déjà vu diende zich twaalf jaar later aan met de Puerto Ricaanse groep Avandra. Puerto Rico? Progrock? Progmetal? Kennelijk denken ‘wij’ over prog hetzelfde als over voetbal, bedacht ik mij tijdens het WK voetbal, waar ik tussen de wedstrijden door deze recensie schreef. Alles wat van buiten Europa komt kan gewoon niet goed zijn, een hardnekkig misverstand.
Maar ik moet een kanttekening maken. Waar de Cubanen van Anima Mundi het vizier richt op (authentieke) symfonische en progressieve rock, schieten de Puerto Ricanen op hun vierde album met scherp met een mix van power metal, prog metal, symfonische metal en zelfs death metal. Waarmee ik een brug sla naar het thema van dit album: oorlog, dood en verderf vanuit het perspectief van de soldaten en de oorlogsslachtoffers.
Op het uitklapbare digipack staan de teksten van alle nummers. Dat is een niet overbodige luxe om het thema te kunnen volgen en begrijpen. De teksten van Christian Ayala zijn vrijwel niet verstaanbaar als gevolg van een matige productie en zijn wat afgevlakte stemgeluid, dat ook zijn weerslag heeft op het muzikale deel. Waarmee ik een volgende brug sla, naar de referentie. Want die heeft een hoog Opeth-en-de-zijnen-gehalte vanwege de grunts van diezelfde Ayala. Al zijn er ook lichtvoetiger stukken die doen denken aan Shadow Gallery.
Opener Codename: Pharaoh gaat verder waar het vorige album vol mee stond. Symfonisch getinte stevige progmetal met een toch wel duistere rand. Een aangenaam intro met frivole toetsen opent het bal. Een in dit nummer verweven toespraak van voormalig Amerikaans president Eisenhower ontvouwt het thema. De donkere gitaarriffs vertellen je dat het menens is.
Dat laten de mannen je ook haarfijn weten in The Downpour. Daar wordt een muur van geluid opgetrokken inclusief agressief gitaarwerk, waar een gitaarsolo maar met moeite bovenuit komt. Wanneer in het tweede deel de eerste grunts zich aandienen zoek ik alvast dekking. In tegenstelling tot het homogene album “Skylighting” gaat het er op dit schijfje regelmatig woest aan toe. Neem bijvoorbeeld In Memoriam met kneiterhard, bruut en agressief gitaarwerk. Christian Ayala spuugt zijn teksten als het ware uit. Dubbele bassdrums vliegen je om de oren en grunts zorgen voor de extra duistere sfeer. Het is chaos troef, al denk ik dat daar bewust voor gekozen is. Op In Trace Of Home lijken de bakens verzet te worden met een fraai toetsenintro en zoemende basgitaar. Maar al rap gaat opnieuw de beuk erin met grunts en zang van gast David Fremberg (van de Zweedse groep Andromeda). Er ontstaat een rommelig geheel waarin ik geen lijn kan ontdekken. Voor de liefhebbers van tegen death metal aan schurende muziek en de luisteraars met een lange adem is Dissembling The Artifice ongetwijfeld koren op de molen.
Maar Avandra heeft ook een andere kant. Die bevalt mij persoonlijk meer. Het semi-akoestische gitaarspel en de meerstemmige zang op New Beginnings doen sterk denken aan Shadow Gallery. Ook de met emotie doordrenkte gitaarsolo past in het straatje van deze Amerikaanse groep. Persoonlijk vind ik dat deze stijl de groep beter past. Facing An Armored Dreadnaught vind ik daarom een van de betere nummers, evenals The Earth Inside een genot is om naar te luisteren vanwege de meerstemmige zang en het gedoseerde gitaarspel. Op momenten hangt er een angstaanjagende sfeer en de nodige dramatiek. Ondanks dat je in oorlogssituatie niet kunt spreken van ‘eind goed, al goed’, klinkt dit in het afsluitende Daybreak door. Een mix van duisternis en hoop vertaalt zich naar een afwisseling van heavy en rustige passages.
De matige productie zit de groep op dit album duidelijk in de weg. Dat is jammer, want de kwaliteit is zeker aanwezig. Wanneer het de mannen gegund is met een ruimer budget, al dan niet mogelijk gemaakt door een gerenommeerd label, tot een betere productie te komen, zal zich dat uitbetalen.