Wie mij een maand geleden had gezegd dat ik op Progwereld nog eens aandacht zou besteden aan synthwave, djent en shredden had ik onmiddellijk laten opsluiten. Het kan verkeren…
Van deze stijlen bedient Andi Kravljaca zich namelijk in zijn soloproject Bioplan en zijn derde ep “Arcade Dreams” hoor ik nu toch écht over de koptelefoon. Andi is vooral bekend als zanger in bands die hele harde muziek maken, maar in “Arcade Dreams” hoor je geen nootje zingen.
De eerste twee ep’s van Bioplan kregen onder de titel “Epipath & Ocular” een gezamenlijke beoordeling van collega Jos Driessen, die het nodige over stijlen en technieken uit de doeken deed.
Toch even over die termen nog, vooral voor mezelf. Synthwave werd geïnspireerd voor (teken)films en computerspellen uit de jaren ’80 en artiesten als Jean-Michel Jarre, Vangelis en Tangerine Dream, al kwam het genre zelf voort uit de elektronische dansmuziekgenres uit die periode. Regelmatig horen we inderdaad synthesizergolven over ons heenkomen, zoals bij de start van openingstrack Drobovolsky City, waarbij je je even in de armen van Jarre waant. Maar al vrij snel sneeuwen deze golven onder bij de gitaargeweld dat onze Zweedse vriend met Bosnische roots op de luisteraar loslaat. Wel zijn hier en daar al dan niet herkenbare bliepgeluiden te horen die dan weer erg aan die computerspelletjes doen denken.
Snel en vloeiend toetsenspel duikt verder nog regelmatig op, maar het is toch vooral een gitaarplaat. Djent is tenslotte een subgenre van de (progressieve) metal, waarbij het gaat om in heel hoog tempo allerlei vervormde gitaarklanken teweeg te brengen. En dat is wat Kravljaca doet. Hij heeft zeker inspiratie opgedaan bij het ook Zweedse Meshuggah. Zeer diepe, knoertharde riffs worden afgewisseld met virtuoso gitaarspel, waarbij sprake is van verschillende technieken en uiteenlopende ritmes, ook tegendraadse.
Liet de Zweeds zich eerder nog door anderen bijstaan, op “Arcade Dreams” speelt hij alles zelf: basgitaar, gitaar en synths. Met zijn muziek wil hij antwoord geven op de vraag hoe de jaren ’80 geklonken zouden hebben met zeven strings. Dat geeft zijn bedoelingen helder weer. Zeker op de twee iets langere tracks op de ep is het happen naar adem. Het tempo is bij vlagen moordend, de solo’s worden soms razendsnel uitgevoerd, met veel wendingen, denk aan Yngwie Malmsteen (ook weer een Zweed) en de donderbui van geluid die je over je heen krijgt ontneemt je het laatste restje adem. Het lijkt er bij dit soort muziek ook wel bij te horen dat de maker omstandig probeert te demonstreren welke (shredder-)technieken hij wel niet in huis heeft.
Tussen het brute gitaargeweld door nemen we ook nog flarden muziek waar die je zelfs bijna melodieus en toegankelijk kunt noemen. Het beste voorbeeld hiervan is het korte For The Sake Of Smoothness, waarbij we de titel wel met een korreltje zout moeten nemen. In het slotstuk Wanton Mechanics gaan we weer even bij Meshuggah op de koffie, maar serveert de ober er ook een lyrische solo bij en worden we ook even overspoeld door een korte golf van synths, maar de knetterharde riffs en computerspelgeluiden zorgen al snel voor een contrastrijk einde.
Een goed kwartiertje en dan is de koek alweer op. Ik denk dat een normaal mens dit ook geen cd met volle tijdsduur volhoudt. Een intense retro jaren ’80 ervaring is het en ik moet bekennen, niet eens een onprettige.