Can

Tago Mago

Info
Uitgekomen in: 1971
Land van herkomst: West-Duitsland
Label: United Artists Records
Tracklist
Paperhouse (7:28)
Mushroom (4:03)
Oh Yeah (7:24)
Halleluwah (18:28)
Aumgn (17:34)
Peking O (11:38)
Bring Me Coffee Or Tea (6:46)
Holger Czukay: basgitaar
Jaki Liebezeit: drums, contrabas, piano
Michael Karoli: gitaar, viool
Irmin Schmidt: orgel, elektrische piano, zang
Damo Suzuki: zang
Box Music (Live 1971-1977) – Live (1999)
The Peel Sessions – Live (1995)
Rite Time (1989)
Prehistoric Future (1984)
Out Of Reach (1978)
Can (1978)
Saw Delight (1977)
Flow Motion (1976)
Landed (1975)
Soon Over Babaluma (1974)
Future Days (1973)
Ege Bamyasi (1972)
Tago Mago (1971)
Soundtracks (1970)
Monster Movie (1969)

Als er één groep model staat voor de Krautrock dan is het wel Can en toch is Can veel groter dan de Krautrock. West-Duitse band wordt gezien als een van de innovatiefste groepen ooit en geldt als een pionier voor de elektronische muziek, maar is ook baanbrekend geweest voor het werken met samples en het gebruik van noise.

De band werd in 1968 in Keulen opgericht door Holger Czukay, Irmin Schmidt, Michael Karoli en Jaki Liebezeit, maar ontstond eigenlijk al eerder toen Schmidt en Czukay de mogelijkheden van het samensmelten van modern-klassieke muziek met andere genres begonnen te verkennen. Het eerste album, “Monster Movie”, verscheen een jaar later, toen nog met Malcolm Mooney als zanger. Op de opvolger “Soundtracks” horen we diens opvolger Damo Suziki al, maar het is op “Tago Mago” waarin het vijftal echt tot grote hoogten stijgt.

“Tago Mago” bestaat uit vier plaatkanten, waarvan de eerste begint met een drietal kortere composities. Opener Paperhouse is een vrij toegankelijk stuk waarin de gitaar van Karoli domineert, maar het is de geweldige drummer Jaki Liebezeit die de show steelt. Het nummer gaat naadloos over in Mushroom, waarin gespeeld wordt met repetitie. Zowel Liebezeit als Suzuki variëren eindeloos rond hetzelfde thema, slechts af en toe aangevuld met een gitaarmelodie van Karoli, waardoor het nummer een bezwerende werking heeft. Oh Yeah, met Japanse zang van Suzuki, is melodischer, al heeft het een vrij hoog jam-gehalte. Ook hier is het weer het strakke spel van bassist Holger Czukay en vooral Liebezeit dat positief opvalt.

De tweede plaatkant wordt volledig gevuld door Halleluwah, waarschijnlijk het meest geprezen nummer van de band. Terecht, want zelden – of eigenlijk nooit – heb ik zo’n goede jam gehoord. Andermaal is het de ritmetandem die de boel bij elkaar houdt met een heerlijke groove, waar de anderen tussendoor meanderen. Zoals veel Can-stukken is ook dit nummer erg repetitief en het nummer had ongetwijfeld ook de helft korter gekund, maar waarom zou iemand dat willen? Nu biedt het plaats aan allerhande interessante excursies, zoals een soort psychedelische blues in de opening, minimalistische muziek en een heerlijke lang uitgesponnen gitaarsolo. Het is eerder jammer dat het nummer na 18 minuten en 28 seconden alweer voorbij is, maar gelukkig is er een repeat-knop.




Na Halleluwah is de eerste plaat ten einde en daarmee ook het relatief toegankelijke deel. Aumgn en Peking O zijn twee stukken waar de meeste muziekliefhebbers hun tanden op stuk zullen bijten. Met name in Peking O doet de band zijn uiterste best om de luisteraar zich zo oncomfortabel mogelijk te laten voelen. Minstens elke halve minuut neemt het nummer weer een vreemde wending en hier overheen doet Suzuki een poging zo manisch mogelijk te klinken. Soms levert experimenteren hele interessante muziek op, maar in dit geval vrees ik dat ik er niets mee kan. Ik heb het stuk voor het schrijven van deze recensie vier keer achter elkaar gehoord. Ik kan het niemand aanraden.
Het voordeel van totale waanzin is wel dat het overige al snel redelijk normaal aandoet, zo ook Aumgn. Ook geen makkelijk stuk, of eigenlijk ‘stukken’ want het laat zich vooral beluisteren als een collage van geluiden. Het vrij lang middenstuk bestaat uit minimalistische muziek, wat in die tijd zeker nog niet gebruikelijk was in de rockmuziek, en een drone die klinkt als Boeddhistische monniken (vandaar de titel). In het slot laat Liebezeit bovendien nog even horen van oorsprong freejazz-drummer te zijn. Ook geen makkelijk stuk, maar na enkele luisterbeurten raak je er duidelijk beter in thuis en dan begint de samenhang zich ook te openbaren. En voor je het weet vind je het ineens een van de betere stukken op een toch al geweldig album.

Na Peking O volgt ten slotte nog Met Bring Me Coffee Or Tea, waarmee Can de getraumatiseerde luisteraar weer enigszins bij zijn positieven brengt. En zo loopt de plaat ten slotte redelijk vreedzaam naar een eind.

“Tago Mago” is een aparte trip. De plaat was zijn tijd ver vooruit en het laat zich wel raden waar bijvoorbeeld Radiohead op “Kid A” en “Amnesiac” de mosterd vandaan haalt. Ook zijn de elektronische muziek en de dance in niet-geringe mate schatplichtig aan de Duitsers. Pioniers hebben echter vaak de neiging compromisloos te werk te gaan en voor Can gaat dit zeker op. Ik zou eigenlijk willen stellen dat elke profliefhebber dit album op zijn minst één keer in zijn totaliteit gehoord zou moeten hebben, maar dat gaat ons waarschijnlijk lezers kosten. Daarom slechts een verzoek: luister toch op zijn minst eens naar het geniale Halleluwah en je zal overdonderd worden.

Wouter Brunner

CD:

Send this to a friend