Caravan is een belangrijke exponent van de Canterbury scene, bands die vooral rond 1970 rockmuziek maakten met jazzimprovisaties en psychedelische elementen.
Na een start vol van jazz en psychedelica in 1968, volgden van Caravan drie albums die tot hun klassieke periode zouden gaan behoren. Na “If I Could Do It All Over Again I’d Do It All Over You”, volgde “In The Land Of Grey And Pink”. Vooral deze laatste wordt vaak gezien als een klassieker. Met “Waterloo Lilly” werd een duidelijke stap richting de jazz gezet. Een van de oprichters, Richard Sinclair, wilde graag verder op dit jazz-pad, maar dat gebeurde niet en daarom verliet hij samen met Steve Miller de band. Miller was met zijn toetsenspel de andere grote aanjager van de zwenk naar de jazz. De andere Sinclair, David, kwam juist weer terug als toetsenist, terwijl John Perry op basgitaar en Geoffrey Richardson op viool werden toegevoegd. Het andere oerlid, Pye Hastings, bleef op zijn post. Dit stuivertje wisselen is kenmerkend voor de band. In het decennialange bestaan van de band vonden letterlijk tientallen wisselingen in samenstelling plaats!
Voor veel fans stopte het klassieke geluid van Caravan hier, met het uitbrengen van “For Girls Who Grow Plump In The Night” in 1973. Op deze lp laat Caravan een lichtvoetiger, toegankelijker en iets meer symfonisch geluid horen, met een nadrukkelijke rol voor de gitaar (van Hastings). Een deel van de fans beschouwt “For Girls…” tot het beste dat Caravan ooit gemaakt heeft. De band put tot aan de dag van vandaag nog graag gretig uit deze verzameling nummers voor de live-optredens.
Memory Lane, Hugh/Headloss kent een aanstekelijk pompend, rockend ritme met samenzang die bijna roept om meezingen. Fluit, saxofoon, orgel en nog een vijftal blazers (!) doen een duit in het zakje, de dwarsfluit luidt een rustpauze én een opleving van het ritme in. In het tweede deel wijzigt het ritme iets, viool en gitaar voeren richting het eind nog een duel uit.
De slaggitaar blijft het tempo opzwepen in Hoedown, waarop goed te horen is hoe belangrijk de inbreng van Richardson op zijn viool is. Verder valt de percussie op in dit nummer. De inleidende zang van Hastings is wat zwakjes in Surprise Surprise, verderop gaat het een stuk beter, als hij meer de hoogte in gaat en veel passie in dit liefdesliedje legt. Het tempo ligt iets lager dan in de openingsnummers. Een vrij lange vioolsolo zorgt nog voor een extra lichtpuntje. Een onheilspellende start maken we mee in C’thlu Thlu, waarin tempo en ritme voortdurend wisselen en nog wel wat jazz-elementen met tegendraadse ritmes te horen zijn. Het orgel is prominent aanwezig. De riffs aan het eind doen aan Black Sabbath denken.
The Dog, The Dog, He’s At It Again, met een schunnige tekst, heeft de vrolijkheid, lieflijkheid en speelsheid van de all time klassieker Golf Girl. Het is een echte meezinger, in het instrumentale intermezzo eist Sinclair de hoofdrol op met een mooie synthesizersolo.
Van een hele andere orde is Be Allright/Chance Of A Lifetime dat veel krachtiger en agressiever opent. Na een pittige gitaarsolo slaat de sfeer volledig om met ingetogen zang, percussie, een zacht zoemende viool, die iets later nadrukkelijk op de voorgrond treedt. Het slotstuk, L’Auberge Du Sanglier, is een instrumentale epic van tien minuten in vijf delen. Dat betekent weer veel tempoveranderingen, van akoestisch gitaargetokkel, via pomprock tot subtiel pianospel en een bijzondere orkestratie. De elektrische cello is hier het bonusmateriaal.
Op de remaster uit 2001 staan vier variaties op bestaande nummers en een nieuwe. Derek’s Long Thing is inderdaad een lang instrumentaal ding van bijna elf minuten. Een lange rustige piano-intro leidt een swingend stuk in waarbij gitaar, maar vooral het orgel en de synthesizer de ruimte krijgen. De sfeer wijzigt nog een paar keer, niet verrassend voor wie het werk van Caravan een beetje kent.
Met “For Girls Who Grow Plump In The Night” leverde Caravan, na een jazzy uitstapje een prima vervolg af op de eerdere klassiekers dat de tand des tijds goed heeft doorstaan. De typische Britse (Canterbury) progrock met humoristische trekjes (de titel zegt al genoeg) is het beluisteren nog meer dan waard. We horen veel betrekkelijk eenvoudige melodieën, regelmatig lekker rockend met veel tempo- en sfeerwisselingen. Hastings laat zich goed horen op gitaar en David Sinclair laat zich evenmin onbetuigd, terwijl de toevoeging van de altviool een waardevolle is gebleken.