Tijd voor een randgevalletje.
Dat proginvloeden de laatste jaren de overhand nemen in alternatieve rock is geen onbekend verschijnsel. De niche waarin prog in de jaren ’80 belande en gedurende de hele jaren ’90 bevond is met een hele lading nieuwe alternatieve groepen reeds lang voorbij. Zowel in de pure indierock (Interpol, Arcade Fire, The National, Death Cab For Cutie) als in de zogenaamde chamber-rock (Sufjan Stevens, Anathallo, St. Vincent, Joanna Newsom, Grizzly Bear) vinden we vele elementen van de prog terug: oog voor detail, solo’s, tempowisselingen, gevoel voor melodie, bombast, niets is te gek meer.
Het Britse duo Field Music maakt een soort sophisticated rock, frisse popmuziek met oog voor productionele detail, geconcentreerd rondom liedjes die zelden de vierminutengrens overschrijden. Binnen deze miniatuurtjes lukt het de groep zo de hele progrock te kijk te zetten en geconcentreerd en gefocust over te komen, maar toch vaak buitengewoon bombastisch. Dat blijkt gelijk al met de opener In The Mirror, met zijn zalige gitaarmelodie een schoolvoorbeeld van een klassiek, haast jaren ’70-achtig klinkende plaat.
Bestaande uit twee broers, Peter en David Brewis, reiken Field Music’s invloeden van XTC tot Prince, van The Beatles tot 10 CC en Godley and Creme. Vooral die laatste twee invloeden zijn naar mijn mening huizenhoog, met name in songs als Clear Water en Curves Of The Needle, dat zelfs nog iets van Talk Talk meekrijgt.
“Field Music (Measure)” is een dubbelaar, die overigens gemakkelijk op één cd had gepast. Toch is het een goede keuze. De twintig songs, hoe kort ze ook zijn, zijn bij elkaar een hele zit, en door het geconcentreerde en haast freaky karakter is het nogal een ervaring. Rust lijkt je nauwelijks gegund te worden, behalve tegen het prachtige einde van de tweede cd.
Behalve de buitengewoon aanstekelijke melodieën, zoals de klassieke popsong en eerste single Them That Do Nothing, kent de plaat ook zalige arrangementen, zoals het klassiek ingeklede Measure, dat bovendien ook nog stiekem waanzinnig sterk basspel kent.
Feitelijk voelen beide platen als twee epics, twee suites, met zorg en zeer veel aandacht samengesteld. De tweede suite is wat meer verstild en geeft rust, zeker het hoorspelachtige, instrumentale It’s About Time aan het einde (dat weliswaar de tienminutengrens overschrijdt, maar aan het einde vooral een hoorspel is). De eerste suite gaat wat meer alle kanten op en kent meer standaard popliedjes, zoals het geweldige en licht rockende Each Time Is A New Time. De platen worden aan elkaar gelinkt door The Wheels Are In Place, dat eenzelfde gitaarthema kent als op de opener In The Mirror.
Het mooie van de muziek van Field Music is het gebrek aan herhaling. Dat is dan ook gelijk het grootste verschil met vele progrock, maar ik vind dat we hier iets van kunnen leren. In een track als Lights Up, dat andermaal klinkt alsof Kevin Godley het zingt, wordt zonder omweg gewerkt aan een prachtig hoogtepunt, en klaar. En dat majestueuze einde, inclusief gitaarsolo! En hop, voor je het doorhebt, zit je weer in het volgende nummer.
Ik verafschuw progrockgroepen die ‘gewone popliedjes’ maken, met daarnaast een paar hypersymfonische ‘epics’. In mijn wereld behoren ook de korte liedjes ‘proggy’ te zijn, en Field Music bewijst dat dat kan. We zouden ons moeten schamen, dat een knappe popband als deze ons zo de les leest. Aan de andere kant kunnen we ook blij zijn dat de grenzen tussen alternatieve en symfonische rock opnieuw wegvalt.
Twintig liedjes lijkt een hele zit, maar het feit dat ze verspreid zijn over twee cd’s helpt. Er zitten geen vullers tussen, alle liedjes doen mee. Het is dat 10CC niet meer bestaat, maar Eric Stewart zou trots zijn. Look Hear! “Field Music (Measure)” is waarlijk Twenty Out Of 20!
Markwin Meeuws