Nog steeds krijg ik kippenvel van het tweede album van deze band: “All Is Violent, All is Bright”. Van tijd tot tijd neem ik een uurtje de tijd om dit album lekker rustig op de bank te beluisteren, vaak ’s avonds laat of in het begin van de nacht, als mijn gezin al lang en breed ligt te slapen. Het brengt mijn gemoedstoestand in een staat van ultieme rust, hoewel sommige ritmes op het album weldegelijk opzwepend zijn. Doorgaans ben ik geen liefhebber van instrumentale albums, maar vaak krijgen post-rock albums mij enthousiaster dan andere progrock gerelateerde instrumentale muziekstijlen, vaak door het sferische gehalte op die albums.
Ik had bij dit album vooraf geen torenhoge verwachtingen, dat kan ik alvast verklappen. In de jaren na het zojuist genoemde album, heeft de band nog steeds erg goede albums gemaakt, al zijn ze niet (meer) van een vooruitstrevend niveau geweest. Op zich is continuering van een stabiel niveau ook al knap, dat kunnen niet alle bands zeggen, zelfs de toppers in het genre niet. Stabiel is deze band in mijn ogen namelijk al jaren. GIAA is altijd in staat geweest om een overwegend “feel good vibe” aan de muziek mee te geven en dat is op dit album niet anders. Waar post-rock in veel gevallen neerslachtig klinkt, weet het trio Torsten, Niels en Lloyd vaak een positief geluid mee te geven aan de nummers. Ik heb dat altijd gezien als een punt van durf en lef; afwijken van de bewandelde paden en nummers op een album zetten die afwijkend zijn van het genre. Ik noem bijvoorbeeld Grace Descending van het album “Far From Refuge”.
Thorsten Kinsella, één van de twee broers in de band en de grote composer van het drietal, heeft ooit in een interview gezegd: “We gaan niet uit van het standpunt post-rock te maken, maar onze muziek bevat daar vaak wel elementen van. We willen ons niet per definitie vasthouden aan de regels”. En daar geef ik hem groot gelijk in, want wat dat betreft is GIAA nooit vastgelijmd aan de fundamenten van het genre.
Goed, ik zal mij niet langer verhullen in diplomatieke taal en zal een standpunt innemen.
Het eerste nummer Worlds In Collision kent een stuwend en up-tempo karakter met een knipoog naar het laatste wapenfeit van Archive. Wellicht is het vergezocht en suggestief, maar ik krijg het gevoel dat deze heren goed hebben geluisterd naar “Controlling Crowds” en dat ze invloeden al dan niet bewust hebben meegenomen in de composities op dit album. In The Distance Fading is wat mij betreft een blauwdruk van een GIAA song. Hoewel het ritme in dit nummer erg hoog ligt, varieert het weinig van eerder werk van de band. Het komt inspiratieloos over. Net als Lost Kingdom, wat ook niet uitblinkt in genialiteit. Wat echter opvalt is dat het nummer een beetje vreemd in de mix zit. De refreinen klinken helderder dan de coupletten. Gelukkig is Golden Sky weer een frisse uitzondering, dat klinkt fantastisch. Mooie heldere pianoklanken aangevuld met een pakkende elektronische melodie zorgen voor één van de hoogtepunten van het album.
Een wat zwaarder elektronisch geluid kan je horen in het ambiente en soundscapesrijke Dark Rift. Dit is het geluid wat je moet horen op een mistige vroege morgen, uitkijkend over een heuvelachtig landschap. Met dit nummer zoekt de band op uitstekende manier de confrontatie met de natuurelementen weer op, zoals het eerder deed in het verleden. Een wonderschone beleving op gebied van ‘emomuziek’ wat mij betreft.
Een wat nieuwe, harde kant die ik nog niet zoveel van de band gehoord heb is het nummer Age Of The Fifth Sun. Dit gaat vergezeld door een stevige gitaar-riff en zou zeker niet misstaan op een regulier progmetal album.
Wederom is ook dit album “Age of the Fifth Sun” een stabiele factor in de bands discografie geworden. Met andere woorden; de composities klinken zeker niet slecht, maar ook dit is geen cd behorend tot de buitencategorie. Dat maant zo langzamerhand wel naar verontrusting. Want hoewel zo hier en daar voorzichtig wat verandering in het geluid te bemerken is, grijpt het drietal toch weer terug naar het gebruikte oeuvre uit het verleden. Momenteel ontbreekt de echte bezieling en spat er geen echte passie van de schijf af. Voor het moment sluit ik niet uit dat ik dit mij over een jaar beter bevalt, maar vooralsnog is dit niet een meesterwerk in de geschiedenis van postrock.