Holden, John

Kintsugi

Info
Uitgekomen in: 2022
Land van herkomst: Verenigd Koninkrijk
Label: Eigen beheer
Website: https://johnholdenmusic.com/
Tracklist
Achilles (10:48)
Ringing The Changes (3:43)
Kintsugi (7:04)
Flying Train (5:33)
Xenos (5:43)
Against The Tide (5:27)
Peggy’s Cove (4:21)
Building Heaven (11:35)
Dave Bainbridge: gitaar
John Holden: basgitaar, gitaar, orkestratie, percussie, programmering, toetsen
Frank van Essen: (alt)viool, drums
Iain Hornal: zang
Jake Lizzio: gitaar
Pete Jones: saxofoon, zang
Sally Minnear: zang
Jean Pageau: dwarsfluit
Michel St. Pere: gitaar
Henry Rogers: drums
Vikram Shankar: toetsen
That Joe Payne: zang
Kintsugi (2022)
Circles In Time (2021)
Rise And Fall (2020)
Capture Light (2018)

De Britse multi-instrumentalist John Holden baarde enig opzien met zijn eerste kwartet cd’s, die hij vrij kort na elkaar uitbracht.

Collega Jacco Strijkel beschreef Holden’s stijl in zijn recensie van “Capture Light” als typische Engelse pastorale rock, waarbij dan direct de gedachten uitgaan naar Genesis en in mindere mate  Camel. Ik wil me hier graag bij aansluiten. Ook op nummertje vijf “Kintsugi” is zijn muziek weer in deze hoek te plaatsen. Maar het gaat wel heel wat verschillende kanten uit. Wij horen orkestraties, popmelodietjes, filmische arrangementen,  lichte jazzy-elementen en Keltische invloeden. Zo gezien kunnen we ook bijna van wereldmuziek spreken. Wederom maakt hij gebruik van een aardig rijtje bekende namen om extra accenten te kunnen plaatsen. We gaan zo kennis met ze maken. Wel maakt Holden bekend dat hij op deze schijf meer zelf speelt. Tsja, als je toch zo’n beetje alles zelf kunt bespelen, waarom niet…

In de aankondiging op Progwereld is duidelijk uitgelegd wat Kintsugi betekent. Dat is letterlijk de Japanse techniek om gebroken aardewerk op te lappen door de breuklijnen te herstellen met goud, wat mij best kostbaar lijkt, maar waardoor het er mooier uit gaat zien dan het intacte stuk. Het gaat er natuurlijk ook om dat je hiermee duidelijk maakt dat als je (figuurlijk) gebroken bent je de stukken bij elkaar kunt rapen, waardoor je er zelfs beter uit kunt komen. Eens kijken of John van dit boeiende thema een beetje potten kan bakken.




Openingsnummer Achilles is direct bijzonder fraai. Onder luchtige orkestraties lijkt That Joe Payne (ook ex-Enid) op hoogte een korte Ave Maria te zingen, waarna hij veel emotie legt in het vervolg met een lager stemgeluid. Vikram Shankar brengt ons met zijn toetsenspel in Oosterse sferen, terwijl het gitaarspel er zeker ook mag zijn. In alle rust ontrolt de melodie zich. Het duel tussen toetsen en gitaar doet je even opveren. De sterke slotsolo is van gitarist Jake Lizzio.

Op het randje zo zoet wordt het als Sally Minnear haar partijtje in Ringing The Changes zingt. Bellen moeten het effect nog versterken. Mijn vullingen blijven net op hun plaats. Als Pete Jones (Tiger Moth Tales, Camel) zijn vocale bijdrage levert is emotie en een ontspannen sfeer ook bijna verzekerd. Het is even zoeken naar de Japanse sfeer in het titelnummer, maar die is er weldegelijk.  Frank van Essen (ex-Iona) draagt een mooi steentje bij op (alt) viool, hetgeen het melancholisch gehalte nog verhoogt. Nu hij toch in de studio is, neemt hij ook even plaats achter de drumkit. Michel St. Pere (Mystery) levert een zalige gitaarsolo af om het plaatje compleet te maken.

Bijzonder is ook het instrumentale Flying Train dat handelt over een hangend spoor in…Wuppertal of all places. Die blijkt al sinds begin vorige eeuw in exploitatie te zijn. Shankar is weer volop op toetsen bezig en doet het nummer meer Japans dan Wuppertals klinken. Drums en percussie moeten het ritje door de lucht illustreren en het ook een beetje spannend maken. Oeps, wat een krappe bocht!  Iain Hornal (10cc, ELO) mag zijn (zang)kunsten vertonen op Xenos, dat tamelijk ongemerkt voortkabbelt. Een heel klein beetje tegen de stroom in zingt Jones bij zijn tweede bijdrage in Against The Tide. Dat hij lekker saxofoon kan spelen wisten we al. Zijn geblaas geeft dit nummer een lichte fusion touch, heel ontspannen toch ook weer, maar ook weer niet heel bijzonder.

Het is niet vreemd dat Kelly’s Cove een zeer Keltisch intro kent, want het speelt zich af rond deze vuurtoren in Nova Scotia. Sally doet deze etnische klanken met haar mierzoete stem wegspoelen in de eindeloze zee, richting Schotland. Zo mooi als “Kinstugi” begon eindigt het ook. De melodie van Building Heaven is prachtig, Jean Pageau (ook Mystery) doet een duit in het zakje op dwarsfluit, de stem van Minnear past hier juist heel goed en pastoraler dan Genesis krijg je stukken bijna niet. Een stevige orkestrale overgang symboliseert oorlogsgeweld (het bestoken van de kathedraal van Coventry door de Luftwaffe), waarna het tijd is voor de wederopbouw, Building Heaven dus. En zo vertelt elk nummer een boeiend verhaal. Voor het slotakkoord is Dave Bainbridge (Iona) van stal gehaald. Met heerlijke gitaararpeggio’s en smeuïge solo’s tilt hij dit nummer naar een van de hoogtepunten van de cd. Start en finish, beide 10+ in tijdsduur, dragen als twee boekensteunen de kortere andere nummers, die niet alle in die mate kunnen bekoren.

John Holden is er met “Kintsugi” weer in geslaagd fraaie progressieve rock van de rustige soort met een retro inslag te maken. Hij combineert een uitstekende instrumentbeheersing aan het uitwerken van de boeiende thema’s in mooie arrangementen, waar hij dan passende gastmusici bij uitzoekt. Als een nummer daarom vraagt maakt hij een uitstapje naar een belendede muziekstijl. Holden verpakt het schijfje ook nog eens in prachtig artwork, dat door hem zelf is ontworpen.
Scherven brengen geluk, als we dit gezegde mogen geloven. De manier waarop Holden de scherven van dit potje muziek aan elkaar heeft weten te smeden bezorgt mij in elk geval een geluksgevoel.




Send this to a friend