K’mono is een Amerikaans trio uit Minneapolis waarvan de roots in de prog uit de jaren zeventig van de vorige eeuw liggen. De bandleden noemen zelf Yes, King Crimson, Rush, Genesis en Camel als hun grootste inspiratiebronnen. Vooral de eerste twee bands hoor je duidelijk terug in hun muziek. Het trio laat zich echter in niets beperken tot dit kader. Je hoort allerlei invloeden, instrumenten en geluiden uit andere muziekstijlen die hun retro progsound een frisse en speelse twist meegeven.
Zanger/gitarist/toetsenist Jeffrey Carlson verzon voor hun tweede album een verhaal over een verschrikkelijke koning die door zijn onderdanen werd verbannen uit zijn land zonder enige bezittingen mee te mogen nemen. Hij moest daarbij wel eerst een plant met geestverruimende werking inslikken. Op zijn tocht door de wildernis moest hij zichzelf als het ware helemaal opnieuw uitvinden.
Zanger/bassist/toetsenist Chad Fjerstad heeft dit verhaal verwerkt in de teksten van de zeven songs op dit album.
De openingstrack, tevens titeltrack, klinkt meteen als het oude Yes met tegendraadse bas- en drumpartijen. De zang begeeft zich in een ‘normaal’ register, dus niet die hoge stem van Jon Anderson. Het openingsmotief wordt (misschien te) vaak herhaald, maar iedere keer wordt er een laagje aan toegevoegd met een Hammond, synthesizer of gitaar. Het rustige folky middendeel klinkt licht psychedelisch (Pink Floyd?) maar die bas blijft maar aan wijlen Chris Squire doen denken.
Dan een felle gitaarriff (King Crimson?) die de basis vormt voor heerlijk symfonisch gitaarspel en mooie koortjes. Uiteindelijk keert men weer terug naar het openingsmotief.
And now for something completely different! Good-Looking klinkt als relaxte Sniff ‘n’ the Tears-achtige new wave met een Chris Isaak-achtig gitaartje. Halverwege slaat de ritmesectie ineens een andere weg in met een hoekig ritme waar Carlson een bijna klassieke melodie overheen speelt op zijn gitaar. Mooi hoe dit met Hammond en gitaar wordt uitgebouwd met zelfs een Steve Howe-achtige solo op het eind. En voordat je het in de gaten hebt, is het nummer plotsklaps afgelopen.
In The Lost & Found en Millipede Man vormt funk het hoofdingrediënt. In eerstgenoemde track slaat de funk later om in een zwierende en zwaaiende wals. De toetsen geven weer een psychedelisch kleurtje. De zang klinkt als in de San Francisco flower power. In Millipede Man wordt mooi gebruik gemaakt van de Hohner Clavinet.
Het majestueuze Time Will Tell is volkomen vocaal met ritmische patroontjes maar ook complete koren, ondersteund door toetsen.
Tell Me The Lore begint folky, waarna je zou denken dat Sparks (kent u ze nog?) hun intrede doen. Een hoekig ritme leidt ons naar het heerlijk stuwende en jubelende refrein. Prachtig gedaan.
De slottrack is gebaseerd op een heerlijke baslijn, gedubbeld met zo’n vette analoge synthesizer. Daaromheen cirkelt een irritant new-wave orgeltje en weer die flower power-achtige zang. Halverwege wordt het nummer symfonischer met Beach Boys-achtige vocalen en mooi slepend gitaarwerk dat opnieuw aan Steve Howe doet denken. Het nummer sluit ingetogen af met een gitaartje, zang en bas. Doet een beetje aan Her Majesty van The Beatles op het eind van “Abbey Road” denken.
K’mono levert met dit “Mind Out of Mind” een zeer interessant album af. Verwacht geen knallende prog met gierende gitaren en wervelende synthesizers, maar wel lekker klinkende retro-prog met verfrissende ingrediënten.