Champagne, het verveelt nooit, je weet wat je krijgt maar je wordt maar zelden verrast.
Hier moet ik regelmatig aan denken als ik weer een nieuwe fles Legacy Pilots ontkurk, ditmaal onder het label “Thru The Lens”. Zestien nummers (eigenlijk acht), een klein uur aan goed geproduceerde, niet bijzonder spannende muziek die nooit echt overboord raakt, maar ook niet echt een onuitwisbare indruk achterlaat. Ik heb een enigszins ambivalente houding als het om Legacy Pilots gaat: (te) veel van hetzelfde, maar tegelijkertijd zo goed gemaakt en prettig in het gehoor liggend dat je toch steeds weer naar een nieuw album uitkijkt. Dit kun je probleemloos opzetten zonder je te vervelen, herkenbaar als altijd, topmuzikanten. Frank Us die het hele zooitje bij elkaar houdt, overdrachtelijk dan: ik denk niet dat het gezelschap ooit in zijn geheel bij elkaar in de studio is geweest. Maar goed, zo gaat het tegenwoordig in de meeste gevallen. Zelfs Oost- en West-Amerika doen het zo (zie: Jon Anderson & the Band Geeks). Dat geldt hier dus ook. Blijkbaar gaat dat niet ten koste van de kwaliteit, hooguit boet het wat aan spontaniteit in. Dat bevordert de eenheid, maar niet de avontuurlijkheid.
Ik hoor swingende fusion in de instrumentale opener Where The Pilots Meet en John Mitchells karakteristieke hese stem en gitaarsolo in Nemesis en herkenbare progpop in The Matter. De luie zang van Us, al dan niet in duet met Liza Livgren, ondersteund door de onverstoorbare drumritmes van Tod Sucherman (Styx) en/of Marco Minnemann (Aristocrats) weerklinkt in Don’t Chase the Rainbows en het fusion-style nummer The Inner Fire. Dat laatste nummer wordt ruw onderbroken door het herkenbare, scheurende gitaargeluid van Steve Morse (Kansas, Deep Purple), wat de smooth jazz verstoort waaraan het nummer ten onder dreigt te gaan. Complimenten voor good-old Steve.
Ik hou van de stem van Jake Livgren, het neefje van, vooral in het dertien minuten durende Cosmic Sea. Hij combineert het geluid van Steve Walsh (Kansas), Steve Perry (Journey) en Joe Williams (Toto), die typische Amerikaanse vibe met dito vibrato. Wat op zijn beurt weer uitstekend past bij de door Us gecomponeerde en geproduceerde Westcoast-prog, gekoppeld aan een aan Vangelis/Keith Emerson refererende sound. Klinkt zeker niet slecht. In de uptempo progpopsong Fooled Again gaat diezelfde Livgren weer aan de slag met ditmaal Steve Rothery (Marillion) als onherkenbare kompaan op snaren. En tot slot het meest progressieve nummer, The Professor & Me, met sterke Emerson, Lake & Palmer-invloeden. Niks om te klagen, maar toch.
Mag ik het vergelijken met de manier waarop champagne tot stand komt? Meestal dezelfde drie druivensoorten met daarnaast een mengsel van bestaande wijnen. Allemaal maar met één doel: de herkenbaarheid en langetermijnkwaliteit van het eindproduct waarborgen. Volgt u me nog? Dus wel goede bubbels, maar nooit zo goed (of zo slecht) als het misschien had kunnen zijn, zoiets. Een andere manier om te zeggen: het begint wel erg op elkaar te lijken allemaal. Vervang de druiven door de ingrediënten rock, fusion en prog, voeg daar de vertrouwde, solide productie aan toe, vervang de ervaren wijnmakers door de vaste bemanning van ingehuurde specialisten en de vergelijking is compleet.
Als het dan ook nog deels instrumentaal is, wordt het wel erg lastig om het onderscheid tussen de nummers (of albums) te maken. Ondertussen luister ik naar uiterst genietbare muziek die me niet snel verveelt. En blijf ik toch altijd weer geïnteresseerd als er nieuw werk wordt aangekondigd. Toch nog maar een glaasje feestdrank inschenken straks. Altijd genietbaar, maar je blijft toch hopen op een sterkere bubbel en afdronk. Proost!