De autobiografie van multi-instrumentalist Mike Oldfield heeft een bijzondere titel: “Changeling”, dat zoveel betekent als ‘verwisseld bij geboorte’. Dat thema, het gevoel er niet bij te passen, nergens toe te behoren, eenling en buitenstaander te zijn, keert regelmatig terug in het boek. Een boek dat je bij de keel grijpt en niet meer los laat. Zoveel gebeurt er in het eerste deel, waarin het leven van een nog jonge Michael Oldfield wordt beschreven. Door de man zelf, zonder ghostwriter, met veel gevoel voor detail, humor ook, en inzicht verschaffend in de psyche van deze getormenteerde jongeman.
Het boek begint al anders dan anders, met zijn deelname in 1979 aan een bijzonder seminar wat het beste beschreven kan worden als een soort hergeboorte in groepsverband. Dit was gebaseerd op Werner Erhard’s EST training, een discutabel soort zelfassertiviteitsprogramma in combinatie met wedergeboorte-ervaring. Oldfield kwam hier, na drie intensieve dagen, als herboren uit terug, als een ander mens.
Een levensveranderende ervaring voor een dan nog pas 26-jarige Oldfield, die dan al een heel leven achter zich heeft. Een leven dat start in de jaren vijftig, op 15 mei 1953, in een ziekenhuis in Bath, om precies te zijn. Het boek verhaalt gedetailleerd over de relatief gelukkige jonge jeugd als jongste zoon van een huisarts en een ervaren verpleegster. Maar altijd met dat gevoel een zonderling te zijn, een buitenbeentje. De ernstige mentale ziekte die zich bij zijn moeder ontplooit en die het gezin verscheurt, laat grote sporen na op de jongeling. Het gezin verhuist een aantal keren en dat betekent dat een jonge Oldfield ook verschillende scholen bezoekt. Hij is geen groot student, houdt zich grotendeels bezig met het bouwen van modelvliegtuigjes en ontdekt gaandeweg de gitaar en muziek.
Maar de demonen in zijn lijf blijven hem angst aanjagen, het worden oncontroleerbare paniekaanvallen die hem een groot deel van zijn leven parten blijven spelen. Al op jonge leeftijd worden drugs (hasj en LSD) en vooral drank een vast onderdeel van zijn ritueel, vooral om de angstaanvallen tegen te gaan. De gitaar wordt zijn redding, hij wordt een begiftigd musicus, vooral door duizenden uren te oefenen en op heel jonge leeftijd al in clubs te spelen. Via een bandje met zijn zusje Sally en optredens met folkbandjes, komt hij in de band van Kevin Ayers terecht, op zestienjarige leeftijd. Dan begint hij al te schrijven aan zijn “Opus One”, zijn grote werkstuk dat uiteindelijk als “Tubular Bells” wereldwijd bekend zou worden. Op intrigerende wijze beschrijft hij de totstandkoming van het iconische album. Zijn kennismaking met een nog jonge Richard Branson, de Manor studio, de opnamesessies, alles komt tot in detail voorbij.
Maar ook de financiële problemen, de sociale isolatie, en de steeds terugkerende continue psychische problemen waar de hoofdrolspeler mee kampt. Die nog verder verergeren door de scheiding van zijn ouders, de ruzie met zijn vader en de dood van zijn moeder. En het knagende gevoel dat zijn eigen aandoening een erfelijk karakter heeft. Vooral de beschrijving van wat er met hem gebeurt op die momenten is even aandoenlijk als beklemmend.
Zoveel tijd hij neemt om de periode tot en met “Tubular Bells” (1973) met zoveel details te beschrijven, zo weinig aandacht besteedt hij aan de periode erna. Deels door een gebrek aan accurate herinneringen, zijn drankgebruik neemt gigantische proporties aan, deels door desinteresse. Sommige albums, hij zou er in totaal dertien uitbrengen voor Virgin over een periode van 24 jaar, worden nauwelijks vermeld. Het lijkt wel of zijn leven ophield op zijn 19e. Na de hergeboorte ontstaat er een andere Oldfield: de kluizenaar met ontbrekende sociale vaardigheden wordt een ander mens: socialer, uitgaand, geïnteresseerd; opeens zijn interviews, tournees en video’s niet langer taboe. De andere kant van het in zichzelf gekeerde genie is er ook: de vele huizen, compleet met hightech opnamestudio’s, de luxe auto’s, de privévliegtuigjes en helikopters, ze maken ook deel uit van de mediapersoonlijkheid die hij zou worden. Maar dat hoogtepunt uit 1973 zou hij nooit meer overtreffen, ook al waren er diverse opvolgers met (bijna) dezelfde titel. Hij geeft het zelf ook ergens in het boek aan: na de spraakmakende hergeboortesessies had hij zijn demonen voor een groot deel onder controle, maar diezelfde demonen waren ook inspiratiebronnen voor zijn muziek. En die werd dus nooit meer hetzelfde.
Een uiterst interessant boek, niet alleen voor Oldfield-adepten. Hij gunt ons een blik in zijn innerlijke psyche, verder dan menig schrijver dat ooit gedaan heeft. Het boek dateert uit 2007, dus een aantal nieuwe hoogtepunten uit zijn (muzikale) leven is niet vermeld. Zoals de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Londen in 2012, waar zijn muziek een prominente rol zou spelen. Of zijn album “Return to Ommadawn” uit 2017 waarop hij letterlijk terugkeert naar een ander album waar hij trots op was. Maar ook een peilloos dieptepunt als het overlijden van oudste zoon Dougal op 33-jarige leeftijd in 2015. Maar wat beklijft is toch vooral de lange en pijnlijke weg die hij heeft moeten afleggen om eindelijk vrede met zichzelf te kunnen hebben.