Een ontdekkingstocht naar typische jaren ’80 popmuziek zou zomaar kunnen eindigen bij “Discovery”, Mike Oldfields negende studioplaat. Jawel, de jaren ’70 pionier met zijn legendarische plaatkant vullende instrumentale suites vulde al een tijdje zijn albums voor grofweg de helft met ‘gewone popliedjes’ en op “Discovery” is het aandeel conventionele nummers zelfs nog verder gestegen. Daar hebben wij progliefhebbers dus niks te zoeken. Volgende!
Niet zo snel. Inderdaad, waar voorgangers “Five Miles Out” en “Crises” nog één plaatkantvullend stuk hadden, moeten we het hier doen met een schamele twaalf minuten voor een muzikale interpretatie van het Meer van Genève. Wat we daarvoor terugkrijgen is een popcyclus die in de rest van Oldfields werk zijn weerga niet kent. En jawel, het is 1984, dus naast de drums (voor rekening van niemand minder dan Simon Phillips) en Oldfields kenmerkende bas- en bovenal gitaarwerk nemen (snaar)synthesizers en andere nieuw(fair)lichterij een prominente plaats in. En is daar iets mis mee?
Een belangrijke troef in die jaren was natuurlijk zangeres Maggie Reilly. “Discovery” is al het vierde album op rij waar ze acte de présence geeft, maar het duurde tot Moonlight Shadow (te vinden op de directe voorganger) voordat de combinatie Oldfield/Reilly werkelijk legendarisch werd. Nu halen Crystal Gazing en het verknipte tweeluik To France / Talk About Your Life deze (hit)status niet helemaal, maar kwalitatief doen ze er toch nauwelijks voor onder.
Een nauwelijks minder belangrijke troef is echter Reilly’s vocale tegenspeler Barry Palmer, die hier zijn albumdebuut bij Oldfield maakt, maar onder meer al een behoorlijke carrière bij de Duitse progband Triumvirat achter de rug had. Ofschoon ze hier geen duetten verzorgen (gemiste kans?) lijken ze voor elkaar gemaakt. Zo naadloos als To France muzikaal in Poison Arrows overgaat, zo soepel sluit het ook vocaal op elkaar aan. Oké, op Saved by a Bell moet Palmer de zang wellicht van iets te ver weg halen, maar dat de samenwerking Oldfield/Reilly/Palmer hier eindigde, doet ons toch verzuchten: “Er had nog zoveel moois in gezeten.”
De eerste zeven nummers laten Oldfields fascinatie voor folk horen, ingebed in stevig rockend jasje, een kruisbestuiving zoals we die eerder bij bijvoorbeeld Steeleye Span gehoord hebben. The Lake doet wellicht voor sommige puristen oude tijden herleven, maar wat meer opvalt is de sterke symbiose tussen de korte liedjes en het lange nagenoeg instrumentale stuk. The Lake is een energiek stuk dat zich vooral comfortabel tussen Oldfields latere werk nestelt, maar wel een vloeiender verloop kent dan bijvoorbeeld Crises; niet eerder waren Oldfields twee kanten zo met elkaar in evenwicht als op “Discovery”.
Mike Oldfield, de held van “Tubular Bells” en “Hergest Ridge” heeft na wat vingeroefeningen hier zijn perfecte popplaat gemaakt. Er volgden nog diverse nieuwe experimenten, samenwerkingen en albums van uiterst divers allooi, maar “Discovery” blijft wat mij betreft sindsdien ongeëvenaard.
Casper Middelkamp