Het kostte Mike Oldfield na het maken van de soundtrack voor de film The Killing Fields zo’n drie jaar voordat hij op de proppen kwam met een nieuw studioalbum. Ondertussen was hij in zijn persoonlijke leven behoorlijk gesetteld, met vrouw annex zangeres Anita Helgerland en twee kinderen, en begon hij ook te werken in zijn nieuwe studio op Ibiza. Een ontmoeting aldaar met Michael Cretu (die in de jaren tachtig met diens vrouw Sandra hits scoorde en later miljoenen verkocht met Enigma) zette Oldfield aan het werk voor een nieuw album, dat qua structuur in de lijn zou liggen zoals zijn voorgaande platen. Maar “Islands” betekende ook de introductie voor Oldfield in het multimediawereldje: van The Wind Chimes werd een video gemaakt, die toentertijd ook op het gloednieuwe cd-videosysteem verscheen en voor PolyGram destijds in 1988 als ‘visitekaartje’ werd gebruikt op de Firato in Amsterdam.
Centraal werk op “Islands” is het kantvullende The Wind Chimes; een door elektronica gedomineerd (Fairlight!) werkstuk, dat een kind van zijn tijd is. De kille sfeer past in elk geval niet bij de stijlvolle hoes (die een tropisch eiland in een blauwe zee toont), maar eerder bij winter, vrieskou en ijzel. De klankkleur straalt iets uit van de platen die ook Kate Bush maakte in die tijd. Ontdaan van de meeste akoestische instrumenten, alhoewel Oldfield nog altijd de snaren laat gieren als het moet. De fluit van de Zweedse muzikant Björn J.Son Lindh is een welkome aanvulling, evenals de percussie van de Moerlens en natuurlijk de drums van Simon Philips. Toch laat deze symfonie de luisteraar toch met een wat verdeelde indruk achter. Oldfield valt in herhalingen en dat is jammer.
Hetzelfde geldt ook voor het tweede deel van de plaat, dat (net als vele andere Oldfield-platen) de beproefde formule van popsongs laat horen. Magic Touch (met Jim Price en een coproductie met Geoff Downes!) en het titelnummer (met Bonnie Tyler) groeien niet uit tot grote hits zoals Moonlight Shadow en To France. Ze klinken te degelijk en – nogmaals – we hebben het allemaal al eens van Mike Oldfield gehoord. Anita Helgerland is ‘de nieuwe Maggie Reilly’, maar een overdaad aan galm maskeert haar beperkingen: echt overtuigend klinkt haar stem nergens. Verrassend is Flying Start met Kevin Ayers in goede vorm. Afsluiter The Time Has Come laat de samenwerking met Cretu horen, met dominante drumcomputers en wederom de onpersoonlijke zang van Helgerland.
Wat tot een aardig album heeft kunnen leiden, is in 1987 niet waargemaakt. “Islands” gaat ten onder aan ideeënarmoede (Earth Moving) en overproductie (de andere nummers) en laat Oldfield op een creatief dood punt horen. Ondertussen wordt zijn relatie met Virgin steeds brozer en maakt hij, naast het veel geprezen “Amarok”, nog twee matige ‘liedjesalbums’. Die vormen samen met “Islands” een zwakke schakel in zijn discografie.
Wouter Bessels