Als ik morning night hoort, vertaal ik dit in mijn hoofd als ochtend-avond, als ik hierbij een progband probeert voor te stellen gaan mijn gedachten uit naar iets zweverigs, mogelijk iets Keltisch. Halverwege de jaren 90 ontstond in de buurt van New York een band die zo klinkt, maar Mourning Knight heet. Rouwende Ridder is toch net iets anders dan een dagindeling. Melancholische folkrock met middeleeuwse elementen verwacht ik dan te gaan horen op hun tweede cd, zeker als die ook nog eens “A World Of Dreams” is getiteld.
Zo ver gaan de inspiratiebronnen van dit gezelschap niet terug, maar hun muzikale roots liggen wel in de jaren 70. Ze maken feitelijk klassieke symfonische rock, waar ze een eigen draai aan proberen te geven. Vijf lange nummers vullen het schijfje en de weelderige toetsen- en gitaarpartijen zijn niet van de lucht. De heer Mellotron is een prominente gast op dit feestje, waarop een aantal nummers het predicaat epic krijgt opgespeld.
De start van A Fractured Fairytale toont opvallende gelijkenissen met het fenomenale The Rising van IO Earth. De gitaarsolo is wel van een minder niveau. De toon is direct gezet; uitbundig toetsenspel en smeuïg gitaarwerk, waarvoor men uitgebreid de tijd neemt. Bandleider Jason Brower drumt, speelt toetsen en zingt. Dat laatste had ie beter niet kunnen doen. In het begin gaat het nog, krijgt hij het voordeel van de twijfel, maar later zit hij er regelmatig tegenaan en als hij ook zelf de tweede stem zingt gaat het echt schuren, voel ik ongemak. Daarnaast gaat veertien keer het saaie refrein achter elkaar afwerken ronduit tegenstaan.
Op The Great Escape tapt Brower eerst uit een ander vaatje. Qua ritmiek komt hij in de buurt van Steely Dan. Een fraaie synthsolo met wolken Mellotron brengt ons terug op symfonische aarde, zeker als gitarist Norm Dodge zich ermee gaat bemoeien. De combinatie van die instrumenten leveren de fraaiste momenten van de cd op. Het subtiel Middeleeuws (toch!) aandoend slot op toetsen is heel aardig.
Op Return to Earth krijgen de achtergrondzangeressen Roo Brower (vast familie) en Nancy Scorcia meer ruimte en dat klinkt meteen beter. Zij zingen wél zuiver. Helaas kabbelt dit nummer een beetje (te lang) voort. Het compacte Duel in the Sun is veel pittiger. Lekkere retro pompende orgelklanken met een -wel beetje blikkerige- gitaar gaan er in als koek.
Als ik Acda en De Munnik tegen elkaar aan hoor kwelen (en ze hadden nog zó beloofd dat ze nooit meer samen zouden zingen!) krijg ik overal vlekken, maar de samenzang bij de dolende ridder levert me uitslag op ongewenste plekken op. Het mooiste en het lelijkste staat ons nog te wachten op The Harlequin’s Carnival. Een kwartiertje smikkelen en smullen in de retrosnoepwinkel is dit. Afwisseling, solo’s, uptempo stukken en gedragen passages, echt heerlijk allemaal. De meest pompeuze toetsenstukken, volle bak gespeeld, zijn een streling voor het oor. De band lijkt goed naar IQ en Tamarisk te hebben geluisterd, ook door het rauwe randje. Brower vliegt hier met zijn zang volledig uit de bocht. Niet om aan te horen! Ongemak heeft allang plaatsgemaakt voor onbegrip. Onbegrijpelijk dat niemand in zijn entourage hem hierop aanspreekt.
Verwacht geen verrassingen of moderne invloeden, dit is puur het klassieke spul, waarvoor het vintage toetsenarsenaal zich prima leent. Heerlijke stukken melodieuze muziek, waarbij de composities niet uitblinken in vernuft, het is erg herkenbaar en voorspelbaar allemaal, maar wie maalt daarom als je een klein uurtje lekker weg kunt zweven? Die zang is wel een punt van aandacht. Wil deze band serieus genomen worden dan moet Brower echt een dikke prop in de mond gestopt krijgen. Ridder Jason zal er vast even over rouwen, maar de ware muziekliefhebber is hier heus niet rouwig om.