Door de sonore bergen van Noorwegen stroomt de verbeeldingskracht. Het is dan ook niet gek dat veel artiesten uit het noorden muziek maken die rechtstreeks uit een fabel lijkt te komen en waarbij de kou als vanzelf noopt tot vertellingen. Ook het geluid van Mythopoeic Mind komt ons vanuit zo’n hoogland tegemoet.
De luisteraar treft namelijk ook hier een aangrijpende, fantasierijke muziekwandeling aan. Daarenboven houdt de intrigerende stijl de aandacht moeiteloos vast, daar deze Noren jazzfusion-, symfo en elektronica tot een overtuigend geheel versmeden. Het resultaat doet nog het meest denken aan bands als Kahn en National Health. Ook de humoristische knipoog die zo duidelijk aanwezig was bij de Canturbury Scene ontbreekt hier niet. Het blazerspel bevat verder een speels, jazzy karakter. Geen wonder! Steinar Børve kennen we immers nog van Panzerpappa waarbinnen eenzelfde soort klanken de nummers opschudden. Hier worden dit soort tonen gedragen door een strakke ritmesectie die de ijle melodieën voortbeweegt als een trektocht.
Zo drijft Winter of 73, op donderende drums en opzwepende bassen. Het lijkt de opmars te zijn naar een veldslag. Het gitaarwerk marcheert de troepen vooruit, waarna een bedompte fusionsectie de ademt inhoudt. Wellicht is het de spanning voor het opkomende gevecht? De wervelende blazers geven voorts een prettige frivoliteit aan dit arrangement. Puntige muziek! Het zweverige Fog Vision laat echter mist over de luisteraar neerdalen, ondersteunt door melancholieke saxofoontonen. In combinatie met de elektronische klanken komt zo de muziek van Nils Petter Molvear als associatie naar boven. De lucht wordt kouder. De achtergrondklanken beklemmender. De glazige percussie creëert vervolgens een soort ingehouden stilte-voor-de-stormgevoel. Het knisperende bas-spel klinkt verder bedrukkend. Echt tot een uitbarsting komt de luchtbezwering nochtans niet, waardoor de nevel immer voortbeweegt, zelfs na het einde van de compositie.
De meest indrukwekkende ervaring vinden we niettemin op het titelnummer. Deze compositie opent met spaarzame, akoestische gitaartonen, waarover aanvullende instrumentatie als dauw neerdaalt. De zweverige blazers vormen een prettige bries. Achterover zakken kunnen we desondanks niet. Dit pastorale landschap bevat namelijk al snel een bescheiden stroomversnelling die ons onverbiddelijk meesleurt naar wervelend gitaarwerk. De argeloos dobberende luisteraar merkt door de subliem subtiele manier van opbouwen haast niet dat een bescheiden waterval ons opwacht. Gelukkig schokt het vlot niet al te heftig. Nee, het zijn hier de kabouterachtige blazers die het avontuur bieden; dat mag ook wel want we snellen geleidelijk naar een feeërieke climax. Het is goed varen binnen dit muzikale sprookjesbos! Een rustgevende boottocht die je graag opnieuw start.
Na het beluisteren van zulke evocatieve nummers kon ik het niet laten om via het internet naar de omgeving van Oslo te kijken. Het valt me namelijk op hoe vaak muziek samenhangt met de landschappen die de muzikanten omringen. Dat is ook hier het geval. Zoals gezegd doet deze muziek weliswaar het meest aan de Cantury Scene denken, maar desondanks zijn de sfeerbeelden niet echt Brits van karakter. Je hoort geen indrukken van eindeloze landerijen en middeleeuwse hertogdommen, maar audiolandschappen vol met azuurblauwe meren en eeuwenoude fabels die in kleine dorpjes mondeling worden doorgegeven. Hoewel dit grotendeels mijn subjectieve belevenis vormt, zorgde het er wel voor dat ik dit album bleef opzetten. Het is moeilijk om precies de vinger op de ‘zere’ plek te leggen, maar deze plaat barst mijns inziens van de persoonlijkheid, hetgeen zeker een pluspunt is.
Als ik dan toch een kritiekpunt moet noemen dan wijs ik op de koude natuur van deze muziek. Het kan voor sommigen wellicht té onderkoeld en terughoudend klinken. Dit was in elk geval het grootste zwaktepunt op het debuut waar de arrangementen futloos en steriel overkwamen. De band verbetert zich hier echter met verve! De zang van Veronika Hørven Jensen’s geeft de muziek bijvoorbeeld al een indringender karakter, maar daarnaast zijn de composities beter gebouwd rond een lager tempo. Echt lyrisch zal de muziek weliswaar nooit worden, maar dat hoeft geen bezwaar te zijn. Nee, de luisteraar mag weliswaar geen ervaring verwachten waarbij men de nagels afbijt, maar ook in deze bergrijke stillevens is veel schoonheid te vinden!
Fantasierijke klanken en uitkiende composities maken van “Hatchling” kortom een erg intrigerende plaat. Het bevat fabelachtige, ietwat onderkoelde muziek met een mistig gevoel voor mysterie. Een overheerlijke ervaring die de moeite van het beluisteren waard is. Ik fluister alvast voorzichtig het woord jaarlijstmateriaal.